12e dag

Aranda de Duero, 15 juni 1993

Beste Virgilio, het wordt tijd, dat ik mij wijd aan de presentatie van het werk en daarmee aan de inrichting van uw terrein. Omdat ik het van belang acht, dat het terrein voor publiek toegankelijk is, plaatste ik een tweede afscheiding van betongaas zeven meter achter het reeds bestaande, nu geopende hek. Zo kunnen diegenen die de put willen bezoeken deze te allen tijde ongehinderd bereiken en wordt diegenen, die op uw terrein obscure zaken in de zin hebben, een halt toegeroepen.

Vier posten groef ik in. Het betongaas kramde ik erop vast. De die ochtend gekochte draadkniptang bewees goede diensten.

Vanuit onverwachte hoek werd een smet op deze dag geworpen. Een vreemdeling betrad uw terrein met een air, als was hij zelf de eigenaar. Onder het uitstoten van onverstaanbare klanken begon hij aan zijn kleding te sjorren. Na het openen van zijn gulp wendde hij zich beleefd van mij af. Voordat hij tot urineren kon overgaan verkocht ik het sujet een trap onder zijn gat. Onder het duidelijk laten van een wind verliet hij verontwaardigd het terrein.

Die middag moet ik een verkeerde beweging gemaakt hebben, want nadat ik mij over een stuk te knippen betongaas had gebogen, stelde ik vast, dat overeind komen niet meer tot de mogelijkheden behoorde. Twee hoogbejaarde gearmden waren ooggetuige van dit moment van diepe vernedering. Pas nadat ze (uit piëteit?) waren doorgeschuifeld slaagde ik erin me, tegen het vlijmen in, aan de afrastering overeind te trekken.

Zo snel als mijn plotseling aanwezige rug het toeliet ruimde ik het veld, mede om te voorkomen dat het nieuwtje van mijn blessure het gunstige verloop van mijn image-building bij de bewoners van Aranda in gevaar zou brengen.

Hoogachtend, Arnold Schalks.