WESERBRIEVEN / Arnold Schalks & Andre Dekker

R'dam, 11. 12. 1994

Beste Andre, aan de andere kant van het raam blijven de oceaanreuzen de haven binnenlopen. In drijvende pas schrijden ze langs, te voornaam om zich te verlagen tot een reactie op het striemen van de wind. Met werktuiglijke pirouetten trachten hun radarantennes de omgeving te hypnotiseren. En ik, ik zit binnen en bouw in het droogdok van dit schrijfblok een bootje en ik doop het: MS IKDENK.

Toeoeoeoeoeoeoeoeoeoeoeoet!

(Het voortbewogen schip)

Wonderlijk, dat het solide messing van de draaiende scheepsschroef houvast vindt in het weke water, dat het zo nauwkeurig omsluit. En dat het onmiddelijk daaraan grenzende water zich weer schrap kan zetten tegen het onmiddelijk daaraan grenzende water, dat - op diens beurt - steun zoekt in de alsmaar wijder wordende omtrek van de weekheid van het eigen element. Aan die moeizame estafette komt pas een eind, wanneer de tijding die bij de scheepsschroef begon, het water bereikt dat de branding verzorgt aan de kustlijn van een ver vasteland. Dan pas vindt dáár de bekrachtiging plaats van de omwenteling van de schroefas en is de voortstuwing van het schip in een door hem gewenste richting een feit. [...]

Groeten van Arnold.

 

R'dam, 13. 12. 1993

Beste Andre, de tot nu toe door mij afgelegde effectieve weg naar Bremen heeft een negatieve lengte of meet in het gunstigste geval 0. De stappen die ik tot op heden deed, moeten worden gezien als aanloop voor het betreden van het werkelijke parcours genaamd: Reederei SCHALKS. Dat parcours betreed ik op 23 december 1993 om het pas op 26 februari 1994 weer te verlaten.
Voordat ik definitief vertrek moeten er zaken van huishoudelijke, administratieve en logistieke aard worden voorbereid of afgehandeld. Alles om een zo gunstig mogelijk werkklimaat in Bremen te scheppen. Inmiddels is de baan grotendeels geveegd en van obstakels ontdaan.

Menige nacht breng ik wakend door. In zorgen of opwinding? Met ongeduld of met twijfel?

Ik probeer onophoudelijk toegang te krijgen tot het collectieve familiegeheugen waarin de ervaringen, opgedaan tijdens de bouw van twee schepen, moeten zijn opgeslagen. Op de tast zoek ik naar aanwijzingen die verraden dat ik op de goede weg ben, maar mijn tastende vingers vonden tot nu toe slechts het lichtknopje van mijn bedlamp, dat mij na indrukken terugplaatste in het overbelichte materiële bestaan. Het als een mantra herhalen van de scheepsnamen van de voltallige familievloot (Schalkje I t/m IV ) had niet het gewenste resultaat. Maar zoals elk schip anders is, zo is ook de kennis die benodigd is om een specifiek schip te bouwen specifiek: Mijn grootvader bouwde een houten schip, dus de werkvloer van zijn herinnering is bezaaid met spaanders en houtkrullen. Mijn vader bouwde een ijzeren schip, dus op de grond van zijn herinnering treffen we ijzervijlsel en lasslakken aan. Misschien is het karakter van het geheugen werkelijk holografisch. In dat geval zou ik er alles voor overhebben om een herinnerde houtkrul of lasslak te bemachtigen om aan de hand daarvan de bouw van 'het schip ' te kunnen reconstrueren.

Het wordt tijd om een materiaal te kiezen voor mijn aanstaande vaartuig. Daarbij moet ik uitgaan van mijn persoonlijke voorkeuren en technische vaardigheden. Tegen metaal heb ik altijd al een wantrouwen gekoesterd omdat het zich voornamelijk met geweld laat bewerken. Hout ligt mij beter. Hout kan ik lezen, met hout kan ik formuleren, dus ligt hout niet voor de hand?

Toch, het liefst bouwde ik een boot van een ander materiaal, een materiaal dat zich in de praktijk niet leent voor het vormen van scheepsromp en kombuis, een materiaal met een volkomen autonome status, het materiaal dat zich nooit lang in vorm wenst te consolideren of zich nooit definitief aan onverschillig welke bewerking zal conformeren, het materiaal dat de ongekroonde boeienkoning is van het vriesvak: water.

Ik ben er zeker van dat mij in Bremen de tijd zal ontbreken om een boot van water uit te vinden en daarom neem ik me voor een boot in hout uit te voeren immers: hout wordt op water gedragen, terwijl metaal erin zinkt. [...]

Groeten van Arnold.

 

Arnhem, 17 december 1993

Beste Arnold, je wilt aan de hand van een herinnerde houtkrul de constructie van het schip achterhalen, dat in aanbouw was toen deze krul op de vloer van de werkplaats van je grootvader viel. Je stelt dat deze houtkrul in het collectieve familiegeheugen opgeslagen ligt, in een archief, waartoe je vergeefs probeert toegang te krijgen. In je bed probeerde je met de techniek van de zich tot de godheid richtende mens, de hypnotiserende herhaling van woorden tot er een ritme overblijft, ontvankelijk te worden voor stemmen van buitenaf; stemmen die klinken boven de betekenisloos gemurmelde woorden. Maar dit aanroepen bereikte niemand.

Misschien ben je gebaat met de navolgende hypothesen. Het familiegeheugen bestaat alleen buiten families. Het is dus geen wonder dat je tevergeefs kennis zoekt in de familielijn, waarvan jij het uiteinde vormt. Een familiegeheugen wordt in het leven geroepen door mensen, die in de biologisch-sociale betekenis van het woord geen familie hebben: de eenlingen, de zwervers, de verstotenen, de geestelijken, de wezen, de narren, de dwazen en de kluizenaars. Jouw familie had geen databank nodig om geschiedenis of verworvenheden, zoals het bouwen van een schip, in op te slaan. Dit archief is overbodig geweest omdat zij (hypothese) van het stromende geheugen gebruik heeft willen maken, terwijl jij (hypothese) aangewezen bent op het gesprokkelde geheugen. Alleen deze laatste vorm, de gesprokkelde vorm kan het collectieve familiegeheugen genoemd worden. Het stromende geheugen, dat bijna uitsluitend binnen families voorkomt, werkt als volgt. De tot woord en kennis geworden ervaring van de ouders wordt overgedragen in gesprekken, of preciezer gezegd in de vorm van liefde, instructie, gebod en verbod. Het archief is overbodig omdat deze inzichten via een directe methode overgedragen worden. Bij deze overdracht van geestelijke materie, stroomt het materiaal van de ene in de andere persoon. Het is te vergelijken met het gieten van ijzer. Het vloeibare metaal, afkomstig van de ouders, voorzien van hun eigenschappen en die van hun ouders, en hun ouders, en hun ouders (etc.) wordt gegoten en neemt de vorm van de mal, hun zoon of dochter aan. En dezen zouden op hun beurt ook weer zo doen. Hun rijping veroorzaakt die warmte, die nodig is om de inzichten vloeibaar te maken, opdat het in hun gestolde materiaal overgeheveld kan worden. Wordt deze keten verbroken door dood of verzet van een van de partijen, dan zijn deze mensen aangewezen op de sprokkelende methode, ofwel het collectieve familiegeheugen. Hierbij wordt geestelijke materie vergaard, zoals een bosbewoner zijn voedsel verzamelt. Zij zijn afhankelijk van de kennis van bronnen en vindplaatsen en ontwikkelen technieken om onbekende bronnen te ontdekken. Het collectieve geheugen is in wezen een instinct om te vinden. Het geheugen bestaat uit verwijzingen en interpretatie van gegevens. Men noemt dit geheugen collectief omdat deze groep mensen samen verantwoordelijk is voor het onderhoud van het systeem. Ieder is verplicht zijn uit de aard van de zaak beperkte kennis door te geven. Dat is dus de reden dat geestelijken, narren, dwazen en zwervers onophoudelijk praten: of zij leren het gehoorde uit het hoofd omdat ze bang zijn het te vergeten of zij bespreken met zichzelf de waarde van hun kennis. Een kleine categorie binnen deze groep werkt aan dit collectief familiegeheugen met behulp van beelden en boeken.

Een indicatie voor mijn vermoeden, dat je tot de sprokkelaars behoort, vormt jouw idee om in Bremen en Rotterdam in de havens op zoek te gaan naar relicten van de vroegere scheepsbouw. Waarschijnlijk is ooit in jouw familie de keten verbroken of is de stromende methode onvolledig geslaagd. Instinctief wist je dat het op verzamelen aan zou komen om tot kennis te geraken. Jouw doorwaakte nachten, je pogingen om oog in oog te komen met de kennisbron van je familie, je fantasieën over The Holy Krul zijn (hypothese) naweëen van de geboorte van het zelf.

Toeoeoeoeoeoeoeoeoeoet!

Ik zie je duidelijk voor mij lopen op de springplank. Over enkele dagen veer je op voor de sprong in Bad Deutschland. Als de plank over acht dagen uitgetrild zal zijn spring ik. [...]

Groeten van Andre.

 

Bremen, 1.1. 1994

Beste Andre, ik ben te water gegaan. Niet voor het eerst, niet voor het laatst. Gaandeweg probeer ik de diepten te peilen, die zich zonder twijfel onder mij bevinden. Mijn uitgestrekte teentoppen vonden nog geen grond. Zwemmen is een beproefde wijze om boven te blijven.

Ik heb me na aankomst in Bremen zo snel mogelijk geïnstalleerd in de atelier-woning op de bovenste verdieping van het KünstlerHaus. Achter de ramen: vriendelijk wuivende boomkruinen. Het is een geschikte ruimte. De centrale verwarming maakt het gezelschap compleet.

Allereerst heb ik mij gewijd aan het verzorgen van de infrastructuur voor de komende tentoonstelling. Op de computer componeerde ik de uitnodigingskaart, de bewegwijzering, het vervoersbewijs en de dienstregeling van het veer. Daarna hield ik me bezig met het in kaart brengen van mijn oeuvre. Ik verzamelde coördinaten, gegevens over tijdsligging en eigenschappen van het werk en maakte een lijst van titels, die ik in het Duits vertaalde. De bijbehorende afbeeldingen bracht ik zonder bijschriften onder in een beeldarchief. De tweetalige, driedelige inventaris die daarvan het resultaat is zou je het bedrijfskapitaal, het drijfvermogen van de rederij kunnen noemen.

Vanuit het woongedeelte van mijn verblijf is het ruisen van de Kleine Weser door de gesloten ramen heen te horen. Ik luister ernaar als een zendamateur die elk moment een levensteken verwacht op een door hem gekozen, nog niet in gebruik zijnde golflengte. Buiten het geluid van het over de stuw tuimelende water en het 'hamertje-tik' van de Erika, heerst hier een absolute radiostilte. Het is goed om met een vol hoofd in een lege ruimte te zitten. Plek zat om gedachtes te stallen.

Er is een moment waarop je erachter komt, dat het evenwicht niet een vanzelfsprekend gegeven is, maar dat het moet worden bewaard. Het gangboord is niet de meest geschikte plaats om dat te ontdekken:

- Mijn val werd begeleid door een door ooggetuigen voortgebracht dissonant akkoord, dat fortissimo werd ingezet om, nadat ik de waterspiegel had gebroken, subito-piano over te gaan in een optisch slotakkoord van voornamelijk groentinten. Groen als 'sein veilig' voor het leven om het lichaam te verlaten. Het verzet was onmiddelijk gebroken, de vriendschap gesloten. Vredig wentelend in het mij onbekende element hoopte ik mijn gewichtloos verblijf te kunnen verlengen. Ademen doet niet ter zake in geval van ademloze bewondering. Mijn traag verlopende afdaling werd ruw afgebroken. Een accuraat geplaatste pikhaak tilde mij zonder omhaal boven het water uit, in de nu nabij klinkende stemmen uit gestalten die zich ver over het gangboord voorover hadden gebogen. -

Wat mij van die ervaring is bijgebleven, is voornamelijk de kleur. Gaarne begeef ik me in het groene schijnsel dat een dicht loofbos soms weet teweeg te brengen op een zomerse dag. Liever nog bevond ik mij in de buisjes van een waterpas om daar van het binnenvallende diffuse, helgroene licht te genieten.

- Als wij in de punt 1) in onze slaapzakken waren gekropen, dan volgde even later onvermijdelijk het moment waarop mijn ouders hún slaapplaatsen voor de nacht inrichtten. De rugkussens van de zitbanken in de kajuit werden dan, als matras, vlak op de neergelaten tafel gelegd. Die handelingen veroorzaakten een lichte deining van het schip. Ik stelde me dan, als eerste hulp bij het inslapen, voor een waterpas te zijn, waarvan de luchtbel zich soms in mijn kruin, soms in mijn teentop bevond. -

1) Het boeggedeelte waarin zich onze kooien bevonden.

Mijn nachtrust is weer gezond. Vanuit het dakraam van mijn slaapkamer kijk ik uit op een reusachtige bouwkraan die vanwege de kerstvakantie tot nu toe onbemand bleef. Tot mijn verbazing bevond het gevaarte zich iedere morgen in een andere positie. Aanvankelijk dacht ik mij vergist te hebben. De positieverandering was zo minimaal, dat ik het aan gezichtsbedrog kon wijtten. Tot op vandaag. De ommezwaai van hedenmorgen was onmogelijk over het hoofd te zien. Inmiddels weet ik beter: ergens opgeslagen in zijn binnenste moet hij beschikken over een inrichting die de windrichting waarneemt en ervoor zorgt dat de kont altijd pal op de wind staat: Alles wat een kraan van zijn formaat nodig heeft om overeind te blijven. Ik groet hem in gedachten als ik hem, reeds van verre, als een gigantische windwijzer boven de skyline van de linker Weseroever zie verschijnen.

De festiviteiten (en de, zo ik hoorde, relletjes) hier ter stede heb ik ongemerkt aan mij voorbij laten gaan. Voor mij begon het nieuwe jaar op het moment dat ik in deze ruimte mijn intrek nam. Op dat ogenblik werd de wereld tijdelijk mijn concept en mijn concept tijdelijk de wereld. Als ik mijn concept nalees heb ik het gevoel een goochelaar te zijn: "En uit deze hoed tover ik...... . " [...]

Groeten van Arnold.

 

Bremen, 9 januari 1994

Beste Andre, in mijn concept kondigde ik aan enige dagen door het havengebied van Bremen te zullen dwalen. Daar is nog niet veel van terecht gekomen. Mijn dwalingen beperkten zich tot die op de schrijfwaren- en sportafdelingen van Karstadt en Horten. Meermaals ging ik in kantoorboekhandel Dörrbecker vrijwillig naar de kelder om er met een gevulde tas en een vol notitieblokje weer uit te komen (Heb jij wel eens van een 'Bleistiftverlängerer ' gehoord? Of van een 'Heftschoner '? Herrlich!)

- Het grootste gedeelte van de heenreis naar Brielle hadden we achter de rug: via de Vliet en de Schie had het convooi van de "Unie van Watertouristen" Rotterdam bereikt. De voorhoede van de vloot nam plaats in de Parksluis om geschut te worden.

Arnold Schalks, 1994, Weser Bootschap (Krant voor het Rijn-Weser gebied), Weser Bootschaft (Zeitung für das Weser-Rhein Gebiet), Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), tentoonstelling en krant, Ausstellung und Zeitung, Horst Griese, Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Ove Lucas, Koor en Hans, Wim Konings, Andre Dekker, Regina Sasse, Burkhard Straßmann, die tageszeitung, Thomas Wolff, Weser Kurier, Volker Junck, Radio Bremen II, Turtle Movies, Radio Bremen TV, Neues Museum Weserburg, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam

Als eerste verliet het schip van voorzitter Pons de sluis om de "Unie"- leden voor te gaan bij het invoegen in de Nieuwe Maas. Er was een afstand af te leggen van circa 3.78 zeemijl (= 7 km) over het wilde water van de Nieuwe Maas. Daarna zouden we aan bakboord het rustiger vaarwater van de Brielse Maas bereiken. Aan het einde van de Müllerpier werd stuurboordroer gegeven en kon de grote oversteek beginnen.

Met onze zwemvesten aan hadden wij plaats genomen in de open kuip. Dit om bij eventueel kapseizen het schip ongehinderd te kunnen verlaten.

In het schip voor ons stond de heer Pons kaarsrecht achter het stuurwiel. Zijn rug straalde vertrouwen uit. Het was mogelijk onze sloep haaks op de golven te sturen zodat het effect van de golfslag alleen werd gevoeld als het stoere klappen van de romp op het wateroppervlak. In de directe omgeving was nauwelijks verkeer. In de verte kwamen enkele tegenliggers van groter tonnage ons tegemoet.

(De wetten van de geometrische optica zijn deels toepasbaar op het gedrag van de golven. Je zou een golflijn kunnen vergelijken met de zich lineair voortplantende lichtstraal. De oevers van de Maas zou je in dit geval kunnen vergelijken met de vlakken van een prisma, die het invallende licht onder een even grote hoek weerkaatsen.)

De kuip: In de heksenketel waarin we ons een kwartier later bevonden bleek dat het kiezen van een ideale hoek met de van overal aanrollende golven niet meer tot de opties behoorde. In de akelig duikelende rondbodem beten we de tanden op elkaar.

Elders, in de kajuit: Het elastiek dat rond de kastdeurknoppen was gebonden om de deurtjes extra te zekeren bezweek onder het gewicht van het volledige servies dat zich tegen de achterkant van de deurtjes had opgehoopt: zij vlogen open. De kinetische energie van de zeegang werd onmiddelijk omgezet in de meervoudige, luidruchtige carambole die botervloot, borden, kopjes en pannen in het gangpad van de kajuit tot stand brachten. - [...]

Groeten van Arnold.

 

Düsseldorf, 10 januari 1994

Beste Arnold, vreemd, nu ik me bezin op het begin van deze brief, schieten mij herinneringen te binnen. Ik zou ook een begin kunnen maken met de vragen, die ik je stellen wil, maar de drang om je 1-2 zinnen te schrijven, die een verband hebben met jouw opdracht is wel erg groot. Allereerst schoten mij woorden van de cineast/moppentapper Achternbusch te binnen, wat natuurlijk een zotte uitdrukking is, daar mijn geheugen deze woorden weet en ze dus niet naar binnen kunnen schieten, omdat mijn geheugen binnen is, of het moet zo zijn dat "te binnen schieten" gelezen moet worden als "binnen in mij schiet het", maar goed.

Hij moet gezegd hebben: "Schau, die Wahrheit ist ein Floß. Damit setzt man über. Dann läßt man sie zurück. Das ist unsere Situation." Nou jij en dan hij weer. De waarheid is een vlot. Snap ik, een stuurloos plankier, maar je houdt je voeten droog en komt nog eens ergens. Spring je er zomaar op, dan eindig je op de golfstromen van de oceanen, uiteindelijk. De dood is weliswaar in dat geval niet gewis -een geroutineerde alcoholist doet er misschien langer over, maar heeft meer zekerheid- maar de kans in Lapland liefdevol opgenomen te worden door een gemeenschap van vijftig vissers en jagers is ook niet erg waarschijnlijk. De volgende zin levert interpretatieproblemen op: daarmee, met het vlot, zet je over. Degene, die het vlot gebruikt heeft een stok, anders haalt hij de overkant niet. Maar wat wordt er overgezet? Een object, een andere persoon, het ik? Als het de hoofdpersoon zelf is, die naar de overkant gezet wordt, middels de waarheid, dan had er toch "überquert man" moeten staan? En als dit een beeldspraak is, dan maken het water en de overkant hiervan ook deel uit en moeten we erachter komen, wat zij symboliseren. Is het water het Kwade of de Leugen? Of is het water een hindernis, die alleen met de waarheid genomen kan worden? En waarom moeten we naar de overkant? Wat bereiken we, als we met het vlot De Waarheid oversteken? Is de overkant dan iets anders als het land van de waarheid? Waarom willen we daarheen als er op het land geen waarheid is? Waarom is er alleen Waarheid op het water? Op naar de volgende zin, in de hoop dat zij de sleutel geeft. "Dan laten we het achter." Is dit cynisme? Als we ons doel bereikt hebben middels de waarheid, dan hebben we haar niet meer nodig! Ik zou het vlot voor de zekerheid op mijn rug nemen of er een karretje voor bouwen. Of ligt er in elke rivier een vlot? Waarom is er op het land niet een soort Wittefietsenplan voor de Waarheid? Waarom kunnen we alleen van de Waarheid gebruik maken als er een hindernis voor ons ligt? Waarom is de Waarheid een vlot? Ik kan dat alleen accepteren als onzeker is of het vlot rot is of gaaf, want dit vehikel heeft toch nog nooit het bereiken van het doel gegarandeerd? Of is met de overkant de Gene Zijde bedoeld? [...] Is het altijd zo gesteld met beeldspraken, die zo overtuigend zijn dat ze de krant halen?

Düsseldorf! Bootstadt! Boot '94 alweer! Geen prospectus die het niet vermeld! Hannover, handel en vooral techniek, München, Achternbusch en vooral bier, maar Düsseldorf kunst en vooral boot! Dit keer moet ik erheen. En wel hierom: door mijn waterangst begrijp ik niet zoveel van de wereld die toch maar liefst voor zeventig procent uit water bestaat. Ik herinner mij de indrukken die foto's van bootmanifestaties bij mij achterlieten, toen ik van de buitenwereld nog niet veel wist. Een hal vol met boten: hoe kunnen de mensen die boten bekijken? Hebben ze de hal onder water laten lopen? Hebben ze dan ook steigers moeten bouwen? Ik deduceerde: boten liggen in water, deze boten liggen in een hal, dus moet er water in de hal staan. Maar ik had nog nooit zo'n hal gezien. Wat ik wel zag klopte niet. Honderden boten met gehesen zeilen, dicht op elkaar in een grote hal. De hamvraag was: hoe hebben ze die erin gekregen en waarom hebben ze het gedaan? Ik was dus op mijn elfde onkundig van handel, transport maar bovenal van watersport! Daar het iets waterigs betrof, kwam ik niet tot de essentie. Daarom heb ik destijds de logistieke problemen niet opgelost. Het verschijnsel "Boot" interesseerde me niet. Althans niet zulke boten, met die afstotelijk vreemde grote witte doeken eraan. Deze boten had ik nog nooit zien varen en ik wist ook niet dat het een vertier is om met het vlijmscherpe kunststof door het water te snijden.

Boot was voor mij punter met kloet, een zwartgeteerde ijzeren schuit, waarmee je met behulp van een lange stok iets kon wegbrengen of afhalen. Ik begreep die zeilen niet. Toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst in Düsseldorf was, schrok ik van alle reclame voor Boot. Ik wist de vragen, die ik mij als kind gesteld had, niet te beantwoorden. Ik was perplex van de klaarblijkelijke importantie van deze beurs. (Messe betekent beurs, wist ik, maar wat dat was wist ik niet; wanneer wist jij de betekenis van het woord jaarbeurs?) De posters waren spuuglelijk, zoals altijd het geval is als het om grote evenementen gaat, waar enorme aantallen mensen plezier aan beleven. Mij niet gezien. Nu weet ik dat ik zo'n afkeer van water had, dat ik de vormen van zeilboten verafschuwde en bovenal het weerzinwekkend optimistische blauw en wit deed mij gruwen. Ik kon dus nog steeds niet de vragen beantwoorden, die ik tien jaar daarvoor, toen mijn watervrees nog niet voor eeuwig zijn plaats had gekregen in mijn zenuwstelsel, aan de hand van een foto stelde. En ik kan het nog niet. Ik ga naar Boot.

Trouwens, Arnold, er schoot zojuist een derde herinnering in mij, die de voorgaande twee met elkaar verbindt. Op mijn elfde, in het jaar dat ik een foto niet begreep, voer ik met een vlot over een vijvertje. Nelly van Gerven was mijn passagier. Ik, de punter van de Waarheid, zette haar over. Vlak voor de oever, vlak voordat de Waarheid aanlandde en ik, dankzij de stabiliteit van de Waarheid, de leugen tegenover mijn moeder dat ik nooit vlotje zou varen, kon standhouden, raakte Nelly in paniek door een schommeling van het vlot. Zij probeerde het evenwicht te herstellen door aan de andere kant te gaan staan. Aan die kant gleden we dus gillend en grijpend in het water. Zij huilde uit angst en ik was boos uit angst. Ze zou het niet verklappen en ging naar huis. Ik ben die middag naar een kleine werf gegaan, wetende dat daar geen mensen kwamen. Ik heb er mijn kleren in het schone water van 't Haantje gewassen en gewacht tot ze droog waren. Toen ik thuis kwam, kreeg ik niet eens de kans om te liegen. Nelly had mij verraden, ze had mijn vlot De Waarheid tot zinken gebracht. De waarheid dat ik heel wel met een vlot overweg kon en mijn moeders waarschuwingen overbodig waren, moest overboord. Nooit meer zou mijn Waarheid varen. Mijn watervrees was definitief. [...]

Groeten van Andre.

 

Düsseldorf, 18 januari 1994

[...] Liebes Boot Düsseldorf, gratuliere zu Deinem 25-jährigen Bestehen, wir wünschen Dir weiter Mast- und Schotbruch. [...]

Groeten van Andre.

 

Bremen, 20 januari 1994

Beste Andre.

Maandag, 10 januari 1994,15.00 uur: Om te beginnen sprak ik de spieren aan: "Lieve biceps, triceps, links en rechts."

Ik plaatste de dwarsschotten van voor- en achtersteven en het middenschot op zorgvuldig bepaalde afstanden van elkaar in het droogdok. Daarmee legde ik het profiel van het toekomstige vaartuig vast.

Arnold Schalks, 1994, Weser Bootschap (Krant voor het Rijn-Weser gebied), Weser Bootschaft (Zeitung für das Weser-Rhein Gebiet), Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), tentoonstelling en krant, Ausstellung und Zeitung, Horst Griese, Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Ove Lucas, Koor en Hans, Wim Konings, Andre Dekker, Regina Sasse, Burkhard Straßmann, die tageszeitung, Thomas Wolff, Weser Kurier, Volker Junck, Radio Bremen II, Turtle Movies, Radio Bremen TV, Neues Museum Weserburg, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam

Vervolgens moest de vurehouten lat voor de kiel in vorm gebogen worden. Het ene uiteinde van die lat stak ik onder de rand van mijn stalen bureau. Het andere uiteinde verzwaarde ik met zoveel gewicht als het hout kon (ver)dragen. Het punt waar de buiging een aanvang moest nemen ondersteunde ik met een in hoogte verstelbare stut. Voordat het verhitten kon beginnen moest ik het bureau flink verzwaren omdat het door de hefboomwerking telkens aan de wandel ging.

- Zenuwachtig stond ik met de, in cellofaan verpakte, bolknak in de aanslag aan stuurboordzijde van de kuip. Ik peilde en peilde telkens opnieuw de positie van de brugwachter, die routineus uit het raam van zijn huisje leunde. De klomp was zichtbaar onderaan de nog strak tegen de hengelstok aanliggende klompelijn. Strak hield ik mijn blik op dat object gericht. En toen zwaaide die uit. Ik wiekte wild om me heen. Door die ongecoördineerde bewegingen wikkelde de lijn zich om mijn arm. Ik kreeg weinig tijd om mijn arm vrij te krijgen. De in de haast naast de klomp, in het water, geplaatste sigaar had niet het gevreesde onmiddelijk neersuizen van het brugdek tot gevolg en daarmee onze ondergang, maar het nauwelijks waarneembare schouderophalen van een willekeurig ambtenaar in functie. -

De lat wordt gebogen door hem aan de onderzijde te verhitten en hem aan de bovenzijde nat te houden. Door voortdurend met het gewicht te spelen en het ondersteuningspunt te veranderen is het mogelijk precies de juiste curve te verkrijgen. Het lukte die dag om de kiellat en twee andere latten zo te buigen dat ze spanningsvrij op de schotten aansloten.

Arnold Schalks, 1994, Weser Bootschap (Krant voor het Rijn-Weser gebied), Weser Bootschaft (Zeitung für das Weser-Rhein Gebiet), Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), tentoonstelling en krant, Ausstellung und Zeitung, Horst Griese, Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Ove Lucas, Koor en Hans, Wim Konings, Andre Dekker, Regina Sasse, Burkhard Straßmann, die tageszeitung, Thomas Wolff, Weser Kurier, Volker Junck, Radio Bremen II, Turtle Movies, Radio Bremen TV, Neues Museum Weserburg, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam

Het aanbrengen van het triplex, het vlak dat straks het natte van het droge moet scheiden, was in vergelijking daarmee kinderspel. Vrijdagmiddag had ik (weliswaar in zijn ruwste vorm) een, zelfs voor een leek herkenbare, boot.

Zaterdag bracht ik door met het verstevigen van de romp en met het aanbrengen van voorzieningen die bij de specifieke taak van dit schip onmisbaar zijn: Ik bracht onder de zitting van de passagier een boekenkast aan waarin ik tijdens de veerdienst mijn woordenboeken zal plaatsen. Als de roeier zich op zijn bank omdraait zit hij achter een demontabele desk met een schrijfmachine alsmede voorwerpen die nodig zijn voor het invullen van de vervoersbewijzen. Ik maakte een vlonder die moet voorkomen dat de veerlustige gelijk bij het instappen al door de bodem van de pont trapt. Als de ultieme aanwijzing, dat het hier een roeiboot betreft, schroefde ik de dollen aan de gangboorden.

- Het startschot had geklonken. Mijn gymschoenen hadden moeite grip te vinden op de strakgelakte bodem van het piraatje. Mijn tegenstander en ik: zo op het oog gingen we gelijk op. De dollen knarsten en piepten onder het geweld van onze slagen. Op de steiger, waarvan we ons verwijderden werd luid aangemoedigd. Het was niet duidelijk welke roeier dat betrof. Zo strak mogelijk hielden we koers op de boei die gerond moest worden. Ik bereikte als eerste het keerpunt en waande me zeker van de beker.

Bij het wenden van de boot schoot de rechter riem uit zijn dol en belandde in het water. Langzaam bewoog hij zich van mij af. Bij mijn poging om de deserteur te bemachtigen verliet ook de linker roeispaan langs andere zijde het schip. Ontsteld trok ik mijn t-shirt uit om de reikwijdte van mijn armen te vergroten: de slagen van het kledingstuk op het water vergrootten de afstand tussen het object van verlangen en mij alleen maar. Op de steiger werd mijn op zijn gemak binnenlopende rivaal uitbundig toegejuichd. Ik zag hoe mijn witte t-shirt plechtig wegzonk in het grijsgroene water van de Kagerplassen. -

Vanaf nu zal de kraandrijver me elke ochtend, lang voor de zon is opgekomen, van het bed lichten. Soms, op zijn rondes door de Bremer ochtendlucht, dringt het licht van de in de kraanoksel gemonteerde bouwspot door in mijn slaapkamer. Op zo'n moment draai ik me nog even om. (De kraan heeft aan gezag ingeboet, sinds ik erachter ben gekomen dat er een kraan voor nodig was om hem zijn huidige, hoge positie te verschaffen.)

Gedachte na het ontwaken:

Het schip dient genoegen te nemen met de lading die het in zijn ruim vervoert.

De mens dient behagen te scheppen in het lichaam waarmee hij/zij zijn/haar identiteit door de ruimte beweegt.

Het brein dient het beste te maken van de gedachten die binnen zijn begrenzingen zijn opgekomen.

Het staat het woord vrij zich op elk gewenst moment los te maken van de betekenis waarmee het werd uitgesproken.

Nog bij geen enkel voorgaand project heb ik me zo sterk door mijn intuïtie laten leiden bij het scheppingsproces. Had ik aanvankelijk de angst onvoorbereid de piste ingeduwd te worden voor het weggeven van een jongleurs-act, via het goochelaarsnummer uit een voorgaande brief ben ik nu door mijn impresariaat als koorddanser geboekt. Tijdens de repetities wijst alles erop dat de Voorzienigheid een onzichtbaar vangnet heeft gespannen onder de strak- en hooggespannen staalkabel die ik schoorvoetend oversteek. Zo'n voorziening komt het zelfvertrouwen ten goede. (Alleen de verleiding weerstaan om het net uit te proberen en wellicht te pletter te slaan.)

Terwijl Australië nasmeult en Los Angeles natrilt, terwijl Limburg nasopt en Washington doodvriest, beoefen ik in de nok van mijn voorstellingsvermogen met ingehouden adem de evenwichtskunst! Mijn voeten vinden vanzelf de juiste posities op de kabel hoog boven de denkbeeldige piste. Langzaam krijgen de handelingen die op zondag 20 februari aanstaande voltrokken zullen worden een natuurlijke volgorde, vorm en zin.

- "Op zondagen wordt de brug niet bediend". De gemiste kans op het kruis dat zou kunnen worden geslagen door de opéénvolgende bewegingen van schip en auto werd door deze vrome gemeente op de koop toe genomen. Voor de schipper betekende dit: De tijd doden met het uitzicht op kademuur en dukdalf.

Na herhaalde metingen bleek dat de doortocht van ons schip met neergeklapte ramen, gedemonteerde mast, gestreken "Unie"-vlag en wat extra ingenomen water, tot de mogelijkheden behoorde. Met één persoon liggend op het voordek en één persoon gehurkt op de achterplecht brachten we de boot in positie voor de brugopening. Met de binten van het brugdek als houvast trokken we de boot langzaam onder de brug. Aanwijzingen plaatsend in de eigenaardige akoestiek die je alleen aantreft in de ruimte onder een brug loodsten we de boot naar de andere kant. Toen ik me na die benauwde passage weer oprichtte werd ik op de kruin getroffen door een laffe fluim van boven. -

Vandaag stapte ik op de fiets om de Weser een eind stroomopwaarts te volgen. Het fietspad slingert zich over een dijk. In het landschap is nauwelijks nog een spoor te vinden van de stad die je nog maar net hebt verlaten. De eerstvolgende mogelijkheid om de rivier over te steken is bij de grote Weserstuw. Het misbaar dat het vanaf het fietspad onzichtbare water maakt, dwingt de fietser een blik te werpen over de ballustrade van de stuw. Met hoge snelheid, maar vlak komt de watermassa aangestroomd. De pijlers van de stuw kammen er een scheiding in. In de kolk tussen de pijlers wordt oorverdovend maar virtuoos geïmproviseerd op het thema van de hydrostatica. Ondanks de enorme hoeveelheid water die passeert (men wil er in de toekomst turbines mee aandrijven) neemt het wateroppervlak hier een vrijwel gelijkblijvende plastische vorm aan, hoogglanzend zoals giethars kan zijn. Het is alsof de kolom lucht waarop ik neerkijk de matrijs is waaronder het voortjagende, anders zo amorfe water kortstondig in een vorm wordt geperst. Diezelfde prestatie wordt geleverd tussen de volgende pijler en de volgende.

De boot is klaar: De bolders zijn aangeschroefd, het meertouw is geslagen, de romp is hoogglanzend gelakt, de riemen zijn gekocht. Eén dezer dagen zullen Horst en ik een proefvaart maken in dit vaartuig, dat het tot de doop nog zonder naam zal moeten stellen. Om de persmuskieten van het lijf te houden: vooralsnog op een geheim tijdstip en een geheime locatie. Wat ik kan verklappen is dat het bij vloed in de buurt van het water zal zijn.

Groeten en veel boot van Arnold.

 

Bremen, 1 februari 1994

Beste Andre, op het stadium van inkomend water volgt dat van uitstromend water. De afnemende maan lost de wassende af.

Na een maand omspoeld te zijn door de Duitse taal, na me eraan gelaafd te hebben stel ik vast, dat mijn Nederlands is teruggestuwd tot voorbij het punt waar het onderbewustzijn in het bewustzijn uitmondt. Ik bedenk treffende titels in het Duits en stel tot mijn verbazing vast dat mij de terugweg naar een passend Nederlands equivalent ontschoten is. Zo iets dergelijks speelde zich buiten af. Het zilte water van de Deutsche Bucht, geholpen door een Noordwesterstorm, drong het zoete water van de Weser terug tot ver achter haar monding. De waterspiegel bereikte hoogten die het sinds mensenheugenis niet meer bereikte. Bijna leek het erop dat de naam van de in de Weserburg tentoongestelde "drift wood circle" van Richard Long een profetie zou blijken in plaats van een titel voor een kunstwerk. Het water tuimelt achter- in plaats van voorover over de schuiven van de stuw. Even wordt ons een blik op het verleden gegund.

- Hij had zijn stoel aan de kop van het eiland uitgeklapt. Voordat het zitten kon beginnen moest er een reeks van handelingen worden afgewerkt. De afstand tussen ons was te groot om vast te kunnen stellen of er bij dat ritueel ook werd gesproken. Vervolgens nam hij zijn plaats in, met rechts de opzittende hond en links, in het gras, het schepnet. Concentratie. Aanhaken, uitwerpen, inhalen. De molen ratelde. "Koekoek...." (in het bos).

Toen ik ze ditmaal naderde verhief mijn opa zich net van zijn stoel. Bij het oprichten controleerde hij, op de tast, de positie van het schepnet. Achter zijn rug maakte hij een afwerend gebaar. Langzaam begon hij de lijn in te halen. Zijn blik en die van de hond als één, gericht op het punt waar de lijn de waterspiegel sneed. [....] Het lijf paste niet in zijn volle lengte in het schepnet. Met het zwiepen van de staart probeerde het zich uit zijn dwangbuis te bevrijden. De hond ging bij de aanblik van zoveel moois even verzitten.

Hak!: knippend landde de vissekop in het gras.

Rats!: sneed het mes het zilveren visselijf overlangs door. Alsof het op scharnieren draaide, zwenkte het lichaam open. In een opgeruimd klein kamertje temidden van een wanorde van ingewanden stuiterde het vissehart door, vastbesloten het leven, met of zonder kop, voort te zetten. Ik was geïmponeerd door de aanblik van zoveel overtuiging in een zo duidelijk verloren zaak.

Opa wees op de nog vervaarlijk doorknippende snavel in het gras. "Peer," zei hij, "een snoek is een roofvis, taai en bijna onverwoestbaar."

De hond ving het hem toegeworpen vissevlees met dankbaarheid.

Vanaf dat moment heb ik de watervlakte van de plassen nooit meer zonder wantrouwen kunnen aanschouwen. -

Het water heeft zijn normale peil en stroomrichting hervonden en onthult de uiterwaarden die enkele dagen geleden nog blank stonden. Droogvallende paden worden weer toegevoegd aan het begaanbare wegennet.

Ik geloof dat het tijd is voor bezinning: Ik overzie de verzameling gedachten die in deze periode aan mijn geest ontsproten. Ik beoordeel de vormen waarin ik die gedachten onderbracht. Ik geloof dat ik gerust kan zijn, ook al is het onduidelijk wat mij onder hun oppervlak opwacht.

Groeten van Arnold.