Arnold Schalks, 1994, Passage, Bericht van een wandelaar, brochure, Bericht eines Wanderers, Broschüre, Notes d'un promeneur, Reederei SCHALKS präsentiert 1995, Abreisskalender, Reederei SCHALKS präsentiert/presenteert 1995, scheurkalender, Ove Lucas, Regina Sasse, Horst Griese, Helmut Wieben, Frank Pusch, De Weser Bootschap, Die Weser Bootschaft, Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Galerie Jorge Alyskewycz, Parijs, Passage

 

Klik hier om 'PASSAGE (Bericht van een wandelaar)' in pdf formaat te downloaden./ Bestandsgrootte: 1,6 MB / INDELING: pagina 1-8: binnenwerk (dubbelzijdig) / pagina 9: omslag. © 1994, Rotterdam, Arnold Schalks.

 

BERICHT VAN EEN WANDELAAR / Ove Lucas

Bremen, 20 februari 1994

Daarboven in die naar pas geverfd geurende zalen van het Neues Museum Weserburg ziet het tafereel er tamelijk absurd uit. Langs de oever van de Kleine Weser, een zij-arm van de rivier de Weser in het centrum van Bremen, aan de overzijde, staat een klein houten huis. Eromheen een groep kleumende mensen die zich warmen met Glühwein en de opwinding over wat gaande is. In het water, of liever gezegd, door de ijsvlakte waarin zich ternauwernood enkele vaargeulen bevinden, beweegt een roeiboot met twee mensen. Hun oranje zwemvesten steken scherp af. Langs de kant loopt iemand mee; moeizaam bikt hij met een lange stok op het ijs, opdat het breekt en dat bootje verder varen kan. De lucht is grauw en de temperatuur is onder nul, het sneeuwt. Vreemd is het hier te staan, kijkend door een raam in het verwarmde museum, terwijl ik zoëven nog bij dat huisje aan de overzijde stond en deel uitmaakte van het, voor een buitenstaander vreemd ogende, groepje mensen. Suppoosten kwamen ook bij het raam en verbaasden zich over die twee in de roeiboot. En het was natuurlijk raar, zo midden in de kou een bootje met twee mensen in opzichtig oranje, die zich een weg baanden door de ijsschotsen. Toen even later, rechts onder de brug vandaan, waar het water nog wel open was, zwanen opdoken, werd hun aandacht verlegd.

Aan gene zijde van de Kleine Weser is Reederei/Fähre Schalks opgericht. Een welhaast vergeten, onnutte waterkant, hooguit voor een korte wandeling. Huizen, door weg en looppad gescheiden van het water. Aan deze zijde, een eiland dat de Kleine van de Weser scheidt. Reederei/Fähre Schalks: een houten huisje, waar nu Glühwein en vaarbewijzen worden verkocht, en een roeibootje voor twee, 't Schalkje V , waarmee passagiers van de ene oever naar de andere worden gezet (Übersetzung) en eventueel terug. Een reis van niets naar nergens, zo lijkt het hier, en vice versa. Zojuist is de onderneming feestelijk van wal gestoken. Het koor heeft zeemansliederen gezongen, zijn moeder 't Schalkje gedoopt en de eerste is aan boord gegaan. Bremen, zondag 20 februari 1994, 12.00 uur, gestaag valt nattige sneeuw uit een ingrijs wolkendek. Das Narrenschiff fährt los 1).

 

Arnold Schalks, 1994, Passage, Bericht van een wandelaar, brochure, Bericht eines Wanderers, Broschüre, Notes d'un promeneur, Reederei SCHALKS präsentiert 1995, Abreisskalender, Reederei SCHALKS präsentiert/presenteert 1995, scheurkalender, Ove Lucas, Regina Sasse, Horst Griese, Helmut Wieben, Frank Pusch, De Weser Bootschap, Die Weser Bootschaft, Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Galerie Jorge Alyskewycz, Parijs

 

Deze morgen, na een lange wandeling door de bewinterde stad, terwijl de klokken van de Sankt-Petri-Dom het ganse stadsgebeier dirigeerden, dat zich als een warmende deken over Bremen spreidde, kwam ik om exact tien uur bij de Kunsthalle aan. Het stemde droevig. Ooit zal het statig en voornaam geweest zijn, nu uitgeleefd en zichtbaar gebukt onder het gebrek aan geld, simpelweg om het gebouw te onderhouden. Wel met een nieuwe vleugel, met respect voor de oorspronkelijke architectuur, maar hoe het wegkwijnde. Zalen vol, netjes naar tijd en stroming, zo zonder ziel. O wee, zij die daar de godganse dag op en neer moeten lopen zodat niemand het waagt iets te beroeren. Zeker, bekenden en fameuzen vonden hun plaats onder dit dak, zoals overal wel iets van hen te vinden is. In de zaal met Hollandse schilderkunst uit de 17e eeuw hing iets op wat een ereplaats heet. Het lijkt wel een... Is dit echt een... Het blijkt (slechts?) een portret, geschilderd door iemand uit de kring van.... niet eens toegeschreven aan... Desalniettemin, het hád toch, zo op de eerste blik, van veraf, een Rembrandt kunnen zijn. De klokken luidden weer toen ik, ruim anderhalf uur later, de verweesden achter mij liet en op zoek ging naar de Kleine. (Onwillekeurig moet ik nu denken aan de treinreis naar hier. In de buurt van Hengelo zat tegenover mij een jonge vrouw. Een groot rond gezicht, bijna blozend, blond en volle vormen, overal, los en volkomen natuurlijk. Allicht, zulke vrouwen leven daar en nergens anders. Niet in Rotterdam. En zo hoort dat. Voor dit verlangen verlaat je in, ik noem maar wat, Vroomshoop of Oldenzaal de trein.) Gisteravond, op verkenningstocht, liep ik hier ook, om en nabij. Alles donker en stil, niets wees op de dag van vandaag, hoewel het huisje toch al eerder zal zijn geplaatst. Nu zag ik het vanaf de brug direct, inderdaad, alsof het er altijd stond.

Weer kijk ik door een raam, nu enkele verdiepingen hoger, in dat smetteloze Neues Museum, en zie mensen, minder talrijk, gevlucht natuurlijk voor de koude, aan die oever. Steeds moeizamer wankelt 't Schalkje door het ijs. Hij die met z'n lange stok, over de gladde rotsblokken, die tamelijk steil langs het water oprijzen, vooruitgaat, moet welhaast Sisyphus zijn. Achter mij zijn onze helden uit de laatste decennia opgebaard. Een enkeling slechts bewijst hen eer, de Wachter volgt ons op de voet (Kruip-door-sluip-door op de zolderetage. Een verduisterde ruimte waarin de memento mori van Boltanski. Juist wanneer ik de ruimte weer verlaten wil, opent hij de deur. Een devote knik, we begrijpen stilzwijgend dat men hiér niet te lang alleen verblijven kan.) In dit panopticum van de moderne kunst is de tijd tot staan gebracht. Buiten gooit de schipper een touw naar de man aan wal.

We stampvoeten rond het Huis, al is het maar om de winter te trotseren. Het Koor zingt en De Moeder giet een fles uit. Aan de overzijde ligt het hart van Bremen, achter het museum steken torens in de lucht, onopgemerkt zullen mensen nu naar Roland omhoog zien en dan aarzelend de trappen naar de Sankt Petri bestijgen. Het is ver van hier, op deze plek en dit moment gelden andere wetten (de schipper schrijdt de trappen af, Charon lijkt herboren). Aan deze oever gloort iets wat men ooit Hoop noemde. (Weerbarstig is de Kleine wel wanneer 't Schalkje omlaag gedragen wordt en de eerste, in de verte, ongeduldig op zijn inscheping wacht terwijl Zij tussen ons stolt. Hoewel, al vaker stelde ik mijzelf de vraag welke verlossing te prefereren valt: het welvende of het klievende. Is het werkelijk mooier te sterven in de armen van die jonge vrouw dan op het rooster of met pijlen doorboord?) Om mij is geloof in de dingen die we doen, aan de overkant, verschanst en blootgelegd, hangen de geweien, als straf voor een uit de hand gelopen jacht. De eerste komt aan boord, op zijn vaart bezweert en koestert hij de Kleine, murmelend doorwaadt hij haar, denkt zeker daardoor voet aan wal te krijgen (Hé, zot, hier is Narragonia 2), maar spreek toch man, spreek...!)

 

Arnold Schalks, 1994, Passage, Bericht van een wandelaar, brochure, Bericht eines Wanderers, Broschüre, Notes d'un promeneur, Reederei SCHALKS präsentiert 1995, Abreisskalender, Reederei SCHALKS präsentiert/presenteert 1995, scheurkalender, Ove Lucas, Regina Sasse, Horst Griese, Helmut Wieben, Frank Pusch, De Weser Bootschap, Die Weser Bootschaft, Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Galerie Jorge Alyskewycz, Parijs

 

Gejuich klinkt rond het huis, 't Schalkje meert aan, op het ijs slaat onophoudelijk de lange lat. Er is nauwelijks iets gebeurd en we zijn aangedaan. Een scheepje gaat van nergens naar niets, neemt dezelfde mee terug. Ginds zie ik een gezicht achter een raam, het aanschouwt mij, stellig verwondert het zich en vraagt wat dit alles beduidt. Anderen kijken met hem mee, tot het moment dat, links onder de brug, twee zwanen naderen. (Misschien denkt het op dit ogenblik aan iets dat vanuit een bepaald standpunt lijkt op wat in zijn herinnering opgeslagen ligt, mooi en betekenisvol, en dit ten opzichte van het ridicule dat nu op zijn netvlies beweegt. Wellicht wordt hij, kijkend naar deze oever met de mensen rond het huis en de roeiboot in het water, bevangen door het gevoel dat wat hier gebeurt zijn verbeelding rooft.) Later, na het museum, tussen twee huizen, aan de andere kant van het water, ontdekt hij het huis weer. Gesloten en verlaten. 't Schalkje uit het water gelicht.

Zondag 20 februari 1994. In de trein naar Osnabrück. Buiten trekt een sneeuwstorm voorbij. Ik sluit mijn ogen, de Kleine Weser verschijnt. Onvermijdelijk is zij blond en in haar, mijn Narrenschiff, leg ik mijn gedachten. Rondom het Behouden Huys 3) hebben wij gedanst, onze verlangens de schipper gegeven.

 

Rotterdam, 21 februari - 1 maart 1994

 

1) Das Narrenschiff 'Der Sotten Schip' (1494): Verssatire in 114 hoofdstukken van Sebastian Brant (1458 - 1521). Allegorische voorstelling van de dwaasheden van de wereld in de vorm van een schip met een groep narren op weg naar onder meer Montfiasco en Narragonië . Het bevat laat-middeleeuwse fragmenten van leerdichten, standensatiren, dodendansen en carnavalsliederen. (terug naar de tekst)

 

2) Narragonië: Imaginair land, vaderland van de narren, reisdoel van het narrenschip. (terug naar de tekst)

 

3) Willem Barentsz (1550 - 1597): Nederlands zeeman en ontdekkingsreiziger. Hij ondernam twee expedities naar de poolstreken met het doel een noordoostelijke vaarroute naar China te vinden. In 1596 ontdekte de tweede expeditie Beren Eiland en Spitsbergen. Vervolgens zette Barentsz koers naar Nova Zembla. Door het ijs ingesloten, werd hij gedwongen in een van wrakhout gebouwd verblijf, genaamd 'Het behouden Huys' te overwinteren. Hij stierf bij een poging om per sloep Lapland te bereiken.