DAGBOEK DEEL I: 9-21 mei 1995

Winnipeg en omgeving

 

Dinsdag 9.5. Rotterdam, Centraal Station.

Het begint in de regen. Na de 11.34 uur trein gemist te hebben, na de gedwongen scheiding van Wanda Koop op Schiphol als gevolg van een extra security check bij North/West Airlines, na twee opgeloste uren op het vliegveld van de twin-cities van Minneapolis & St. Paul door versnellingsbakproblemen met de 727, na een onderhoudend oponthoud bij de immigration-officer op Winnipeg Airport vanwege klasseringsproblemen bij de inreis van een cultureel uitwisselende ingevlogen Hollander, kortom: na een geestelijk vacuüm van ruim vijftien uur sluit ik Louise Loewen in mijn armen. In de avondzwoelte rijden we naar de monumentale villa aan Eastgate nummer 5. Samen met videokunstenares Erika MacPherson en overbuurman Jim drinken we op de veranda van het huis een glas bier. Ik probeer me de aanblik van deze stad van bovenaf te herinneren: Winnipeg is een breedgesmeerde boterham.

 

Woensdag 10.5. Winnipeg, Eastgate.

Alle waarschuwingen ten spijt verlaat ik rond twaalf uur het huis voor een voettocht naar Saint Norbert over Pembina Highway. Pembina Highway is een zogenaamde stripmall: een luidruchtige zesbaans-asfaltstrook, aan weerszijden afgezet met snackbars, banden- en oliewisselcentrales en supermarkten. Daardoorheen gevlochten, undercover, talloze kerken, die alleen de aandacht trekken omdat het firmalogo zo bekend voorkomt. Dit doet geen Canadees mij vrijwillig na.

Eastgate > Grant Avenue: 30 minuten

Grant Ave. > Mc Gillivray Boulevard: 30 min.

Mc Gillivray Blvd > University Crescent: 30 min.

University Cr. > Killkenny/Kings Drive: 30 min.

K/K Dr. > South Perimeter Bridge: 20 min.

Onder de brug onderbreek ik mijn wandeling: Louise legt, samen met Louis Ogemah en een groepje scholieren van een plaatselijk college, de laatste hand aan een reusachtige muurschildering die op een van de pijlers van de brug is aangebracht.

Deze dag is een almost scorcher: de zon brandt volle kracht door mijn trui heen.

Ik vervolg mijn reis langs Pembina Highway en doe onderweg het SNACC noodkantoor aan, waar ik executive director Gilles Hébert ontmoet. Hij begroet me met een brede lach vanachter zijn computer-, telefax- en -foonloos bureau. -Loos, omdat er pas werd ingebroken. Het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen.

Sinds mijn aankomst in deze stad verbaas ik mij erover hoe vertrouwd alles op mij overkomt. Winnipeg is tot nu toe een continu déjà-vu.

Het laatste traject naar de ruïne van het voormalig Trappistenklooster leg ik samen met Louise te voet af: Als de prairie na een bocht in de weg aan mijn rechterzijde openscharniert, 99 % hemel en 1 % aarde, vraagt Louise wat ik zie. "Prairie", zeg ik. Ik raad verder. Louise verraadt haar droom: Eens zal dit land van haar zijn en zullen er bizons grazen. En, verrek, nu je 't zegt: die mesthoop in de verte heeft wel iets weg van... . Dan doemt de ruïne op. Ik buut mijzelf vrij op het metselwerk van de kerk. Ik ben twee uur en vijftig minuten lopen verwijderd van mijn vertrekpunt.

Alles krijgt ineens een menselijke maat nu de omgeving, het hier en nu, dat op de dia's buiten het kader viel, zich ongehinderd in het blikveld voegt.

Shane Stewart en Louise geven een rondleiding door het Guest House. De verbouwing is nog in volle gang. Het is ongelofelijk dat wij over twee weken onze intrek in deze ruimtes zullen nemen.

Op het grasveld naast de ruïne wordt Shakespeare's 'Midsummernightsdream' gerepeteerd. Stemverheffingen: de wet van Thou en Thine.

Downtown eten we pasta op een fundraising-dinner met door-price voor de Winnipeg zomertheaterschool. Shane wint een thermoskan en de bijbehorende thermo-tas.

's Avonds puilt het huis aan Eastgate tot voorbij haar statige zuilenportaal uit van de gasten. In de achtertuin wordt de nacht ingeleid met banjo- en gitaarklanken en een lik der blauwe tong van hond Bucky sends me off to bed.

 

Donderdag 11.5. Winnipeg, Eastgate.

De geur van bakkend brood in de keuken. Ik heb op mijn gemak bijgepraat met Louise en heb haar de meegebrachte catalogi overhandigd. Ik ga op avontuur in het centrum van de stad. Het weer is omgeslagen. Dit wordt een druildag. Ik maak een wandeling van ca. vier en een half uur. Onderweg tracht ik verschillende geldautomaten te overtuigen van mijn kredietwaardigheid, zonder succes. Ik krijg het er benauwd van. Ik bezoek de Plug-in Gallery, nuttig een burrito-veggie-special bij TacoTime.

Ik ben voornamelijk buiten gebleven. Ik heb de indruk dat er niet veel meer achter de façades steekt dan ik van buiten reeds heb waargenomen. Gelukkig, de bibliotheek is een prettige pleisterplaats. En gelukkig, in de ondergrondse Winnipeg Square Mall vind ik een automaat die mijn pasje slikt en mij beloont. Opgetogen terug via Broadway en Langside Street.

Thuis is de tafel gedekt: Louise's ouders, Bill en Shirley Loewen, zijn op bezoek.

Na de afwas gaan we met z'n allen naar de Winnipeg Art Gallery voor de opening van de kroontentoonstelling van Aganetha Dyck.

Aganetha Dyck is een senior artist die in Winnipeg woont en werkt. Ze gebruikt alledaagse voorwerpen als: knopen, weckglazen, peuken, schoenen en kledingstukken en vormt ze om tot beelden en installaties. Ze is ook imker. Een deel van de tentoongestelde voorwerpen plaatste ze in haar bijenkorven. De bijen veranderden de objecten door er met bijenwas een eigen vorm over aan te brengen. In 1993 werkte ze een tijdje in Rotterdam in één van de gastateliers van de stichting.

Voor de kinderen zijn er koekjes met honing van Aganetha's hoogsteigen bijen. Aganetha staat voorovergebogen in het centrum van de aandacht, bezig de in grote getale aanwezige kinderen te voeden. Ik ontmoet veel mensen, de uitnodigingen vliegen in het rond: hier wordt met scherp geschoten. Onder het publiek bevindt zich ook Di Brandt, de dichteres die ik heb gevraagd met mij samen te werken.

Louise wil ons onmiddelijk aan elkaar voorstellen. Als het aan mij lag had ik die eerste lijfelijke voorstelling liever nog even uitgesteld. Exact één maand geleden leerde ik Di kennen door het openslaan van haar tweede dichtbundel: Op 11 april 1995 las ik 'Agnes in The Sky' tijdens een boswandeling in het Duitse Licher Wald. Op grond daarvan heb ik me een beeld van haar gevormd. Ik wil de confrontatie van de Di die ik reconstrueerde uit haar werk met de werkelijke Di nog even uitstellen. Ik wil nog even in de zorgvuldig opgebouwde waan gelaten worden.

Het is merkwaardig als het literaire oeuvre waar je in thuis geraakt bent een stem krijgt, die boekdelen spreekt. Als we elkaar een hand geven snap ik niet waar ik me zo druk om heb gemaakt. Di is compleet. Ik besluit haar voorafgaand aan het overleg regelmatig te schrijven.

 

Vrijdag 12.5. Saint Norbert.

Happy Birthday Manitoba! In het St. Norbert Community Centre wordt het 125-jarig jubileum van de staat Manitoba gevierd. Mensen in traditionele kleding paraderen in chronologische volgorde langs het erepodium waarop de Lieutenant-Gouvernor van Manitoba is gezeten. Een plaatselijk muziekkorps en een jeugdkoor zetten de plechtigheid luister bij.

De kleinzoon van Luis Riel, een Métis-rebel die vocht voor de zelfstandigheid van Manitoba en uiteindelijk door de overheid werd gehangen, spreekt de gemeente toe. Halverwege zijn toespraak schiet hij vol. Met een gebroken stem maakt hij zijn rede af. Sommige aanwezigen, voornamelijk natives, kunnen hun tranen ook niet meer de baas. De herdenking gaat velen kennelijk onder de huid.

Het kinderkoor sluit de bijeenkomst af met een karaoke-versie van het thema van Walt Disney's 'The Lion King'.

Een handjevol mensen heeft zich verzameld onder het brugdek van de South Perimeter Bridge voor de officiële presentatie van de muurschildering. En ook al biedt het brugdek bescherming tegen de regen, de ijskoude wind fluit er vrolijk onderdoor. Te optimistich geklede mensen nemen na een korte blik op het werkstuk weer plaats in hun auto's. Het wachten is op de schoolbus die de scholieren zal afzetten. Het obligate gemeenteraadslid houdt zijn idem toespraak. Voor het obligate handschudden moeten de handen uit de mouwen worden opgediept, en dat is het dan. De drie kartons vol donuts zijn in een oogwenk geledigd.

Louise Loewen brengt me naar de stad, want ik heb een afspraak met Louise Jonasson. Ze is schilderes, schrijfster en medewerkster van het literaire tijdschrift 'Prairie Fire'. Zij heeft het informatiepakket voor het literaire gedeelte van mijn project mede helpen samenstellen. Ze werkt in het atelier naast dat van Eleanor Bond. Nadat Louise J. me haar werk heeft getoond besluiten we de kennismaking voort te zetten bij een échte kop koffie. A cup of coffee that will push your eyeballs out, zouden de Canadezen zeggen. We zijgen neer in een Eritrese coffee-bar in één van de overdekte winkelpassages. Onvervalste espresso, waar voor ons geld. Wederom valt mij op hoe vertrouwd deze mensen mij zijn. Louise J. is zo aardig. Het wordt mij wel heel makkelijk gemaakt mij hier thuis te voelen. Ik beloof dat ik volgende week Indonesisch voor haar zal koken.

In huize Eastgate is de open haard aangemaakt. Terwijl de rest van de bewoners zich bezighoudt met het aanbrengen van teksten op spandoeken voor de 'SNACC parade' van morgen, knijpen Louise L. en ik er tussenuit voor Primus Theatres' "Alkoremmi".

 

Zaterdag 13.5. Saint Norbert, Community Centre.

Vandaag vindt de parade plaats die de aandacht moet vestigen op het feit dat St. Norbert aan de wieg stond van het nu jubilerende Manitoba. De optocht is een initiatief van SNACC. Een selecte groep vrijwilligers verzamelt zich in de kleedkamers achter het St. Norbert Community Centre. De stoet die zich een uur later opstelt in de venijnige noordenwind is exotisch en past niet in het decor van deze bijna winterse dag. Voorop: Joe Gaudry, een zeer jonge bagpiper die zijn messcherpe versie van 'Amazing Grace' vooruitwerpt. Daarachter Desmond Burke en ik. Wij hebben ons in een rotan paard gehesen, en zullen het paardelijf aan twee banden over onze schouders achter de doedelzakspeler aan dragen. Dan komt de verklede drumband: Louise L., Erika, Kristina en Mike. Daarachter een gevolg van ongeveer twintig kinderen en volwassenen, dat aan het schaarse publiek flyers van SNACC uit zal delen. Nog even krijgt de piper de kans om te soleren. Zodra het gezelschap Pembina Highway is overgestoken zal de batterij losbarsten. We zetten ons in beweging. De tocht voert naar een nog niet geheel afgebouwde schuur. In de provisorisch met zeildoek afgedekte constructie bevindt zich een ensemble van een opgezette os met ossekar. De os heet Napoleon en is de mascotte van St. Norbert. In 1970 reisde een inwoner van het dorp, ter gelegenheid van het honderdjarig jubileum van Manitoba, met deze os (die toen nog Sandy heette) en deze ossekar op en neer naar Alberta als eerbetoon aan de eerste settlers. Na de dood van de os liet de eigenaar het dier opzetten. In het lijf van het dier werd een voorziening aangebracht waardoor voormalige "Sandy" kan plassen. Ridicuul, die twee centimeter roodkoperen kiwa-pijp, die vlak achter de balzak uit de ossehuid steekt, Napoleons Waterloo.

De doedelzakspeler klaagt dat zijn instrument onderkoeld begint te raken. Op de gezichten van het publiek staat het koulijden geschreven. Tot overmaat van ramp en met ijzig geduld presenteert Len van Roon (ex-NL) zijn boomplantproject. Een groengarantie voor de toekomstige generaties Manitobezen.

Eindelijk zijn de woorden echt op. En dan maken we een ommetje, steken nogmaals Pembina over, blazen en trommelen Gilles vanachter zijn lege bureau op om te tonen wat we kunnen. Heel eventjes verschijnt hij in hemdsmouwen in de deuropening en geeft ons de zegen. Het plaatselijke feestcomité trakteert ons op pizza.

Shane en ik brengen Napoleon met kar en al naar de garage van Len van Roon alwaar hij zal worden ondergebracht zolang de schuur, zijn laatste rustplaats, nog niet voltooid is. Als we de oprit naar de Highway opdraaien wordt er vol begrip afgeremd en devoot afstand gehouden. We voelen ons heel even onschendbaar en onsterfelijk in onze pick-up met gewijde lading.

De os blijkt niet onder de deur van Len's garage door te gaan. Overleg. We kunnen gewoon doordouwen. We kunnen de banden van de aanhanger leeg laten lopen. We kunnen het houten laadrek van de kar afzagen. Alle voorstellen worden met gepaste voorzichtigheid geopperd want, wie weet, elk moment kan de Heilige Bliksem ons treffen. We duwen de os zo ver mogelijk naar binnen, maar moeten accepteren dat zijn geprepareerde ossestaart en de houten kar nog geruime tijd aan de elementen blootgesteld zullen zijn.

Ik neem de hondelijn en maak een wandeling met Bucky: Langside Street, Portage Avenue. Hoogbouw, windbouw. Wat uitstraling betreft (of het ontbreken daarvan) lijken Rotterdam en Winnipeg op elkaar. Ze hebben allebei een vrij onpersoonlijk centrum. Hier is alles alleen wat losser gespatieerd.

Winnipeg kampt met sociale problemen: in bepaalde wijken van de stad kom je veel dronken mensen tegen, voornamelijk Métis. De Métis-bevolking is van Indiaans-Europese afkomst en ontstond in de achttiende en negentiende eeuw door huwelijken van Fransen met Indiaanse vrouwen. Velen van hen zijn ongeschoold, werkeloos en aan de drank geraakt. Ze vormen een onderklasse. Pas sinds enige jaren wordt hun rechten en hun cultuur of, liever gezegd, datgeen wat ervan over is, officieel erkend. De Métis zijn koortsachtig bezig om de resten van hun culturele identiteit te conserveren en, aan de hand van gebrekkige overlevering, hun traditionele cultuur te reconstrueren. Die avond zijn we getuige van zo'n vingeroefening. Een avond met Métis-rap, Métis-ballads en hoop-dancing. Het laatste is een mengvorm van traditionele dans en acrobatiek waarbij de danser tijdens het dansen een vlechtwerk maakt van door hem meegedragen hoepels. De kunstenaar van vanavond krijgt het voor elkaar om achtereenvolgens drie verschillende geometrische composities te maken van wel veertig hoepels.

Eén van de organisatoren vertelt mij dat het lokaal waarin dit alles plaatsvindt kort geleden voor een laag bedrag te huur werd aangeboden door de plaatselijke overheid. Iets waar de Métis tien jaar geleden nog niet van zouden hebben durven dromen. Dat is tevens de aanleiding voor deze feestelijke bijeenkomst. Het klaart op.

 

Zondag 14.5. Winnipeg, Eastgate.

Het klaart op. Ik sta vroeg op om in het souterrain aan mijn verslag te werken. Louise L. heeft mij vandaag haar laptop uitgeleend en dat maakt het eenvoudiger om de stapel notities die op het tafelkleed zijn uitgestald tot een geheel te vormen. Aan het gestommel boven mijn hoofd te horen verzamelt zich in de woonkamer een groot gezelschap voor de moederdagbrunch. Zo onopgemerkt mogelijk betreed ik de begane grond om mijn lunch bijeen te scharrelen. Spoed is geboden om het risico te vermijden te moeten worden voorgesteld aan een onbekende. Ik plaats het bord met perogees, Oekraïense gebakjes, op het zonovergoten patchwork van mijn notities.

Later die middag neem ik heel even deel aan de bovengrondse activiteiten: Ik woon het openluchtconcert bij van het vrouwenkwartet 'Nipples to the wind'. Louise L. en Erika zingen met nog twee, mij onbekende, vrouwen a capella barbershop repertoire. Het concert wordt afgesloten met een stuk voor vocaal kwartet, vier handpoppen en (als de weersomstandigheden het toelaten) acht ontblote vrouwenborsten. De vier handpoppen worden aan de vandaag, vanwege de frisse wind, helaas onder textiel verscholen vrouwenborsten gedrukt.

Als ik de laatste hand leg aan het verslag is het donker geworden. Samen met Louise L. probeer ik het omvangrijke bericht binair door het intercontinentale faxluikje te proppen. Om 0.30 uur krijgen we last van slapende vingers en de rest van het lichaam besluit dit digitale voorbeeld te volgen.

 

Maandag 15.5. Winnipeg, downtown.

Maandag lasdag. Om 9.00 uur sta ik voor de dichte deur van de Centennial Library, die pas over een uur zal worden ontgrendeld. Verstoken van kennis beweeg ik me dertig minuten af van de bron van de door mij gezochte wijsheid, om me er in de daaropvolgende dertig minuten naartoe te bewegen. Vijf minuten voor openingstijd posteer ik me in het tochtige portaal en voeg me bij een handjevol kleumende leesgierigen.

Ik leg beslag op een tafel bij de kast met naslagwerken. FOR REFERENCE ONLY waarschuwen de boekruggen. Ik ontneem ze vreemde woorden, bepaal hun soortelijk woordgewicht aan de hand van de gegeven definities, probeer ze uit in verschillende context. Ik onderzoek hun buigzaamheid. 'Field, clear, land'. Ik pas de woorden alsof het schoenparen zijn. De verwijzingen houden me mobiel: steeds verder weg bevinden zich de boeken met de gewenste informatie. Ik loop een tijdje met deze stad op. Ik duik in de geschiedenis van Winnipeg. Ik lees over de Trappisten van Saint Norbert die hun leven wijdden aan 'Onze Lieve Vrouwe van de Prairie' en die enkele jaren geleden verhuisden naar het plaatsje Holland, Manitoba. Ik kopieer me een bult in mijn rugzak. Duizelig van de in mijn hoofd rondtollende kennis maak ik een wandeling door China Town en ga op zoek naar Indonesische kruiden.

 

Dinsdag 16.5. Winnipeg, onderweg.

De plattegrond van Winnipeg in mijn hand leidt me over de Maryland Bridge naar 932 Jessie Avenue, het huis van Di Brandt. De hond op de veranda slaat niet aan, maar verdwijnt door een enorm katteluik in de vestibule waar hij zich over zijn bak met brokken buigt. Wayne opent de deur en achter hem verschijnt Di. Ze staan op het punt om te vertrekken. Ik stel Di voor om op vrijdagavond ergens te gaan eten en het project te bespreken.

Wederom steek ik de Assiniboine River over via de Osborne Bridge. Ik doorkruis het onaanzienlijke downtown en passeer op Main Street het Manitoba Museum of Man and Nature. Hier zal ik op de terugweg een bezoek brengen. Veel dronken mensen op straat. Een zeer vervuilde man blijkt me om een quarter te hebben gevraagd. Voor de derde herhaling van zijn verzoek haalt hij diep adem en dan pas krijgt zijn stem klank. Zijn overhemd zit onder de tomatensoepspatten en in zijn snor- en baardharen raakte vermicelli verstrikt. "God bless you". Welke God zou hij bedoelen? In dit korte stukje Austin Street North ben ik al vier verschillende kerken gepasseerd. Op elke toren prijkt een kruisvariant. In deze wijk hoeft geen enkele particuliere huiseigenaar bang te zijn voor blikseminslag.

Ik ben op weg naar Joy Tupper-van Vliet. Joy is een Indonesische vrouw die ik ontmoette op de opening van Aganetha. Zij kan mij ongetwijfeld zeggen waar ik de door mij gezochte Indonesische kruiden kan kopen. We spreken Nederlands. Ze kruist de bewuste supermarkt op de plattegrond aan.

Bij de vaste avondwandeling laat negenjarige Willy zich op zijn rollerblades voorttrekken door hond Bucky. Zij zijn uit het zicht verdwenen als Louise, Louise's driejarige dochtertje Zona en ik het tuinpad verlaten. Zona heeft een puntig voorwerp opgeraapt en het als haar taak opgevat om alle bomen langs East- en West Gate met een kruis te markeren. Uiterst langzaam maken we onze ronde door het 'Feaubourg de Saint Germain' van Winnipeg. Het tweespan Willy en Bucky heeft het voetpad verruild voor het asfalt om zeker te zijn van een vrije doorgang.

Op de mountain-bike van Shane volg ik Kristina op weg naar een lokaal downtown. In 'the Junk Yard Club' is vanavond een open podium met een bierprijs van $ 0.70. Het traject dat we afleggen bestaat, in contrast met het grid van Winnipeg, grotendeels uit diagonalen. We biken dwars over parkeerterreinen, voetgangerspassages, door groenvoorzieningen. Als ik mijn schoenen eindelijk in de toeclips heb gekregen kan ik haar beter bijhouden.

In het tegenlicht van het podium staat een gestalte, die onverstaanbaars uitscheidt. Naast hem een gitariste, waarvan het gezicht verscholen gaat in de draperie van haar lange blonde haar. De zichtbare wisseling van haar grepen heeft geen noemenswaardige invloed op het door haar voortgebrachte geluid. Tijdens een korte intermission draagt een dichter gedichten voor met een hoge anale dichtheid. In de zaal bevinden zich zegge en schrijven eenentwintig personen: t.w. de personen die vanavond een optreden zullen verzorgen, hun meest intieme kennissen en een aantal geïnteresseerden. Het volgende optreden volgen we vanuit de belendende biljardzaal waar vanavond gratis gespeeld kan worden. Het gevraagde bierquantum wordt, bij gebrek aan grotere glazen, telkens in twee kleine glazen aangevoerd. Op de terugweg krijg ik mijn voeten niet meer in mijn toeclips. Bij elke bocht schraapt er één over het asfalt.

 

Woensdag 17.5. Winnipeg, Eastgate.

We verzamelen ons bij de Dodge-van voor een werkdag op het platteland. Het tuingereedschap wordt bijeengezocht en met dampende koffiekopjes in de daarvoor aangebrachte houders in de zijwand van de auto vertrekken we naar Saint Norbert. Op het parkeerterrein bij de ruïne stromen de schoolbussen leeg. Scholieren groeperen zich op het pas gemaaide gras rond het monument. In de ochtenzon bereiden de acteurs zich voor op de try-out van hun 'Midsummernightsdream in the ruins'. Ik maak een omtrekkende beweging, daal af naar de meanderende LaSalle River en volg haar loop. Ik verken het terrein. Ik volg het traject met de locaties waarop de verschillende scènes van het toneelstuk zich zullen afspelen. Het is heet geworden. Als ik de rivier nader om verkoeling te zoeken gaat vlak naast mij een geweldige rat te water. Geschrokken deins ik terug. Een blik op de omgeving stelt mij gerust: boomstompjes en aangeknaagde bomen, een geslepen potlodenveld. Trots koester ik de herinnering aan die eerste ontmoeting met een bever.

Achter mij verplaatst de grote groep toeschouwers zich onder leiding van de scanderende acteurs naar de volgende midzomernachtsdroomhalte. Ik ben nu aan een afrastering gekomen en steek het veld over. In de verte ligt de ruïne van het klooster. Ik neem halverwege plaats tegen het betonnen fundament van wat eens de koestallen zijn geweest. Ik maak notities over het landschap, noteer mijn invallen. Terug bij het Guest House neem ik een hark en help Shane met het verzamelen en afvoeren van het gemaaide gras.

Om 14.00 uur aanvaard ik de voetreis over Pembina naar Eastgate. Al lopende krijgt het project vorm.

De avond staat in het teken van de ontspanning en wordt in en uitgeluid met Tom Hanks als Forrest Gump in het plaatselijke donker van een lokale bioscoop.

 

Donderdag 18.5. Winnipeg, Eastgate.

Natuurliefhebster Linda Fairfield staat om precies 8.30 uur aan de voordeur. Ik neem mijn uitrusting: rubberlaarzen, regenjas en lunchpakket, en verlaat het huis. Het belooft een schitterende dag te worden. We parkeren haar jeep voor het Manitoba Museum of Man and Nature. Ik maak kennis met Karen, een botanica verbonden aan het museum en de universiteit van Manitoba. Even later arriveert Janice, ook werkzaam in het museum. David, vrijwilliger en speleoloog voegt zich als laatste bij het gezelschap. We verlaten Winnipeg in oostelijke richting via de Trans Canada Highway no. 1. Bij St. Anne nemen we de afslag Steinbach. We rijden over steeds slechter geplaveide en stoffiger wegen naar Whitemouth Lake. In de vier wielkasten kaatst luid de steenslag. De barst die de voorruit in tweeën deelt spreekt voor zich. Als we aan de oever van het meer uitstappen worden we belaagd door een zwerm blackflies, die gelukkig nog niet steken. De uitrusting wordt uitgeladen: botaniseertrommel, markeervaantjes, leeftocht, prepareermateriaal en zwemvesten. Het wachten is op opzichter Tony die ons met een motorboot naar Elm Point Island zal varen. Karen is met haar camera met macro-objectief in het moeras verdwenen voor een korte proefjacht. Tony rijdt achterwaarts de trailer zover het water in tot de boot drijft. We laden de spullen over en trekken de zwemvesten aan. Een half uur duurt de tocht over de onafzienbare watervlakte. Op een van tevoren bepaalde plek gaan we aan land. Een met rood tape gemarkeerde boom geeft aan dat dit het vertrekpunt is.

We zijn gekomen om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van een plant die alleen op dit kleine eiland voorkomt en nergens anders in Manitoba. De plant draagt de naam: "Dutchman's Breeches". De bloeiwijze lijkt op een minuscule waslijn met lange onderbroeken. Karen en Tony ontfermen zich nu al vijf jaar over deze zeldzame plantesoort. Ieder jaar bezoeken ze rond deze tijd het eiland om het aantal stengels en het aantal bloemen van honderd zorgvuldig gemarkeerde exemplaren te tellen. Onze taak is het de, nu één jaar oude, markeringen te vinden en de vindplaats te merken met een helrood vaantje. Het zoeken wordt vergemakkelijkt doordat de gezochte exemplaren zich allemaal op een denkbeeldige lijn bevinden. Maar een vergaan jaar laat sporen na: sommige markeringen zijn onvindbaar onder de dikke laag bladeren, hier en daar heeft een stam door wind of noeste beverarbeid de plek waar zich een markering moet bevinden onbereikbaar gemaakt. We vinden zesenzeventig van de honderd markeringen en dat zijn er twee meer als verleden jaar. Tijdens de lunch halen Tony en Karen herinneringen op aan voorgaande expedities.

Enige exemplaren van de plantesoort worden uitgegraven om ze op een naburig eiland uit te zetten. Daaruit zal blijken of ze ook elders willen aarden.

Voordat we scheep gaan laat David me de ballen zien van uitwerpselen gemengd met modder waarmee de bevers hun territorium afbakenen.

Op het andere eiland blijken de daar vorig jaar geplante en gemarkeerde exemplaren helaas te zijn weggekwijnd.

Tenslotte vaart Tony ons nog langs verscheidene bezienswaardigheden: beaver lodges en arendsnesten. Hij blijkt de uitgestrektheid op zijn duimpje te kennen. Om 17.30 uur rijdt hij zijn trailer onder de boot en trekt hem op het droge. We zwaaien naar de stofwolk waarin hij verdwijnt. Onderweg maken we nog twee maal een stop. Met de verrekijker is de vos (links) en de coyote (rechts) goed te zien.

 

Vrijdag 19.5. Winnipeg, Eastgate.

Vanavond heb ik een afspraak met Di, dus moet ik haar iets voor kunnen leggen om mijn plan te verduidelijken. Ik besluit daarvoor een cahier te maken. Ik deel het gedicht dat ik uitkoos op in vijf passages en las tussen de fragmenten een kleine schets of een commentaar in. Ik draag mezelf op het zo kort en zuiver mogelijk te houden. Door de radicale keuzes die ik moet maken uit het verzamelde materiaal ontstaat een langzaam scherper wordend beeld van mijn toekomstige installatie. Zeer doelgericht zoek ik afbeeldingen die ik relevant vind en monteer ze in het schrift tussen de tekstfragmenten. Ik laat in een copyshop drie exemplaren van het schrift maken.

Thuisgekomen neem ik een douche en blader schoon door Di's oeuvre.

Vioolconcert BWV 1041 in a-moll van Johann Sebastian Bach op de koptelefoon begeleidt mijn gang naar Jessie Avenue. Andante is de passage van Academy Road tot Kingsway. Allegro assai bestijg ik de treden die naar de veranda van nummer 932 leiden. Di wacht me op. We lopen in de richting van Corydon. Het kost geen moeite om aan de praat te raken. We hoeven ons niet te introduceren. Ik heb het gevoel haar te kennen door haar gedichten. Zij vertelt dat ze mijn documentatie met veel plezier heeft doorgenomen. We betreden een Caraïbisch restaurant. De conversatie is zeer wendbaar. Ze vertelt over de onontkoombare greep die de prairie op een ieder krijgt, die daarin is opgegroeid: de dwang die je bij de aanblik van de zee direct aan de prairie doet denken. Over Reinland waar ze opgroeide, over haar jeugd. Over de positieve kanten van de Mennonitische gemeenschap. Over het offensief dat haar vader dacht te moeten inzetten tegen de hinderlijke opmars van de natuur. Over zijn onverdraagzame hang naar precisie.

Ik overhandig haar het cahier, leg mijn plannen voor. Het is niet mijn bedoeling om één van haar gedichten te visualiseren. Ik neem een gedicht als aanleiding. Ik beschouw het als een vertrekpunt voor een gedachtengang die zich noodzakelijk van het gegeven gedichte gedachtengoed zal verwijderen. Ik vat het als mijn taak op zoveel mogelijk trouw te blijven aan de sfeer die het originele gedicht ademt. Het lukt me mijn bedoelingen over te brengen. Ze vindt dat ik het gedicht goed heb aangevoeld.

Ik vraag haar toestemming om het bewuste gedicht in een of andere vorm in mijn installatie op te nemen. Zij geeft haar zegen. Dan vraag ik haar of ze kans ziet iets te schrijven voor de opening. Ze heeft het druk. Ze werkt aan een nieuw boek en bereidt zich voor op lezingen in Toronto, Montreal, Pennsylvania en Edmonton. Het enige wat ik op dit moment kan doen is haar winnen voor mijn project, dan volgt alles vanzelf. Ze dicteert me haar tijdschema. Ze houdt zich beschikbaar in de korte intervallen tussen de lezingen.

We nemen afscheid op de hoek van Corydon Avenue en Stafford Street en met een nieuw soort sereniteit die zo kenmerkend is voor de overgang van fase één naar fase twee overbrug ik de afstand tot het huis op Armstrong Point waar het inmiddels muisstil is geworden.

 

Zaterdag 20.5. Winnipeg, Eastgate.

In de ochtendsluimer van deze grijze dag krijg ik een idee voor het ritueel dat vooraf moet gaan aan de officiële overdracht van mijn installatie aan de openbaarheid: de grasvlakte die zich uitstrekt vóór mijn installatie zal ik veranderen in een kleine golf-course. De course bestaat uit vijf holes, één voor elk tekstfragment. De tekstfragmenten zijn leesbaar op de vaantjes, die de holes markeren. Op de opening zullen Di en ik golf spelen. Aan het einde van het spel zal Di de vlag hijsen in een vijfvingerige boom. Als dit wordt geaccepteerd dan is het noodzakelijk dat wij vooraf een paar golflessen nemen. Ik sta op en schrijf Di een brief waarin ik haar op de hoogte breng van mijn visioen.

De paar uren die me nog resten voor mijn tewerkstelling in een bingo hall benut ik om in de Centennial Library informatie over het edele golfspel in te winnen.

Om 17.00 uur melden we ons met zijn veertienen bij de coördinatrice van bingogigant Club Regent. We krijgen een schort uitgereikt met het opschrift VOLUNTEER en $75 wisselgeld: tien biljetten van $5 en een rol met vijfentwintig $1 dollar munten, ook wel looneys geheten. Het geld dat we met dit werk verdienen zal worden gestort op de rekening van non-profit organisatie SNACC. We kiezen een nummer, krijgen een aantal bingospeelkaarten uitgereikt en worden de nagenoeg lege zaal ingestuurd. Aan de tafels zitten, meest kettingrokende, vrouwen van over de middelbare leeftijd met enorme viltstiften in de aanslag. Gespannen overzien ze de voor hen op tafel uitwaaierende speelkaarten. De schrijfpunt van de viltstift is zo breed dat ze de vakjes met een afgeroepen nummer in één keer kunnen afdekken. Op een groot centraal televisiescherm worden de getrokken ballen aan het publiek getoond. Niemand kijkt op. Men kijkt op het formulier, in de asbak waarin men haar sigaret uitdrukt of naar de veertien langsslenterende malloten in schort die proberen hun kaartjes aan de vrouw te brengen. Ik maak me schuldig aan collaboratie, dit zijn stuk voor stuk arme mensen, hun verlies staat bij voorbaat vast. Ik wordt er triest van. De zaal is quasi leutig vormgegeven volgens een verkeerd begrepen Disneyland-traditie: dit moet een openlucht bungalowpark voorstellen waar men zich vermaakt. Het blauwe plafond met daarover die witte vegen is de vrijwel onbewolkte hemel die je de lange winters moet doen vergeten. En die strooien parasols voorkomen dan overmatige zonnebrand. Mijn kisten zijn te krap voor kromme tenen.

Langzamerhand begint meer publiek op te dagen. Sommige klanten beginnen te snauwen als je ze niet snel genoeg van kaarten voorziet. Nieuwkomers stellen warempel een klein altaartje op met foto's van kleinkinderen alvorens hun geluk te beproeven. Je herkent de echte profi's aan hun gepolsterde foedralen waarin ze hun arsenaal van verschillend gekleurde bingostiften tegen de scherpkantige werkelijkheid trachten te beschermen. Als het echt druk begint te worden is onze dienst voorbij. We rekenen af en krijgen pizza and beer op rekening van SNACC.

We verwijderen alle banken uit de Dodge en laden dekens en kussens in. In de invallende schemering rijden we de stad uit op weg naar de drive-in bioscoop. In de verte is de bleke projectie al te onderscheiden en via de autoradio wordt het geluidsspoor ontvangen. 'Kiss of Death' en 'Die Hard 3 (with a Vengeance)'. Leerzaam, die miljoenvoudige verbuiging van 'to fuck', maar boven mij een sterrenhemel als een tuintje. Ik zit als laatste buiten en eet popcorn met warme butterscotch. De ruiten van de auto beslaan en ontnemen het zicht. Overal om mij heen worden auto's gestart om het interieur op temperatuur te krijgen. 'Die Hard 3' zie ik ook van binnenuit, door het lijnraster van de achterruitverwarming. Louise L. en Kristina died soft: ze zijn in slaap gevallen. De rest volgt met een glazige blik de aaneenschakeling van ongeloofwaardigheden. Om half drie doe ik de voordeur op de knip tegen het kwaad.