SURINAME IS EEN GEWELDIG LAND

Arnold Schalks, 2007-2009, de Surinoemer, publicatie, onafhankelijk nieuwsblad, Wim Pijbes, Kurt Nahar, Steve Ammersingh, Casper Hoogzaad, Thomas Meijer zu Schlochtern, Roddney Tjon Poen Gie, Ravi Rajcoomar, Alida Neslo, Roberto Tjon a Meeuw, Ralph van Meijgaard, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Afro-Surinaams cultureel centrum NAKS, Nola Hatterman Art Academy, Tori Oso, Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs, Instituut voor de Opleiding van Leraren, boekhandel Varekamp, Paramaribo, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Thomas Meijer, foto: Arnold Schalks

Thomas Meijer in de bus tussen Atjoni en Paramaribo / foto © Arnold Schalks

Interview met THOMAS MEIJER van het Centrum Beeldende Kunst door Arnold Schalks, afgenomen in Rotterdam op dinsdag 10 maart 2009.

AS: Kun je iets vertellen over de voortgang van het uitwisselingsproject?

TM: Je weet dat ik het woord uitwisseling tekort vind schieten voor wat we aan het doen zijn. Bij uitwisselen denk ik: "Jij een beetje, ik een beetje, en allebei evenveel". ArtRoPa is opgezet als een samenwerking tussen kunstenaars uit Rotterdam en Suriname en bestaat uit een aantal onderdelen waaronder het gastatelierprogramma in Duende. Deze zomer komt de - voorlopig laatste - derde lichting Surinaamse kunstenaars naar Nederland.
Jhunry Udenhout komt in mei 2009 naar Duende voor een verblijf van één maand. Ik ben blij dat hij kan komen, hij is nog nooit in Europa geweest. Hij maakt figuratieve beelden in hout. Hij kent de Westerse beeldhouwkunst alleen van foto's, boeken en ansichtkaarten. We zijn op zoek naar Rotterdamse kunstenaars die het interessant vinden hem te volgen en om met hem naar musea te gaan, naar Kröller-Müller, Boymans van Beuningen. We willen ook naar Parijs en naar Brussel. We zijn benieuwd naar zijn indrukken. Daarnaast zou hij atelierbezoeken kunnen afleggen bij beeldhouwers die figuratief werken. We willen hem onderdompelen in een warm bad vol indrukken. Bij hem gaat het meer om een studiereis dan om een residency. Vervolgens komen in juli, augustus en september Roddney Tjon Poen Gie en Ravi Shankar Rajcoomar naar Rotterdam.

Wijkt het verblijf van Jhunry Udenhout niet af van zijn voorgangers?

Dit plan is juist ontstaan uit de ervaring met vorige Surinaamse kunstenaars. Je verwacht dat ze professioneel zijn en zelfstandig kunnen handelen. Maar soms merk je dat ze introductie en begeleiding nodig hebben. Daarom is het goed om iets meer te sturen, uiteraard in overleg met de kunstenaar. Als je de verslagen leest van Kurt Nahar en Steve Ammersingh zijn ze buitengewoon enthousiast over hun verblijf. Moet je dan meer sturen? Kurt bijvoorbeeld heeft voor zijn werk alle vlooienmarkten in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam afgestroopt. Over zijn bijdrage aan de tentoonstelling Wakaman II in Paramaribo heeft hij mij persoonlijk gezegd: "Ik heb dit werk kunnen maken dankzij Rotterdam." Wat wil je nog meer?

Hoe verhoudt deze aanpak zich tot het reguliere residency-programma?

Het is een uitbreiding van dat programma. Vorig jaar kwam de Surinaamse fotograaf Hedwig PLU de la Fuente met een verzoek. Hij zei: "Leuk dat het CBK een residency aanbiedt maar ik heb vrouw, kinderen en werk en kan dus onmogelijk drie maanden weg. Kan ik niet korter komen?" Omdat wij zijn werk interessant vonden heeft het CBK hem voor een verblijf van een maand uitgenodigd. Hij heeft onder andere in Keulen een fotografiebeurs bezocht en vele contacten gelegd. Het was een zinvol bezoek. Ik hoop dat met Udenhout hetzelfde gebeurt.

Wat bezielt je om een samenwerkingsproject met Suriname op te zetten?

Ik was altijd al geïnteresseerd in het Nederlandse koloniale verleden. Dat geldt voor Ceylon, India, Malakka, Indonesië en Zuid-Afrika. Later is dat bij mij vanwege de interessante cultuurgeschiedenis, de mensen en de 'melting pot' toegespitst op de Caraïben. Toen ik bij de Rotterdamse Kunststichting werkte, ben ik in opdracht van Den Haag, het Kabinet van de Nederlandse Antillen & Aruba, naar de Antillen gegaan om een project met Antilliaanse en Nederlandse kunstenaars op te zetten. Dat project is in 2001 met een grote tentoonstelling bij TENT.CBK afgerond met kunstenaars uit Trinidad, Barbados, Cuba, Santo Domingo en de Antillen. Nu richt ik me op Suriname, dankzij een kunstenaar van Duende, Ralph van Meijgaard. Hij vroeg me of het CBK geïnteresseerd was een gastatelierprogramma met Suriname op te zetten.

Is het draagvlak voor de projecten op de Antillen en Suriname vergelijkbaar?

Enigszins, hoewel het toen op Aruba en Curaçao toch iets anders was. Er waren daar al eerder projecten geweest met de Rietveld Academie en met kunstenaars uit Amsterdam. Omdat de Antillen deel van het Koninkrijk zijn, waren de wegen korter. Dat maakt het gemakkelijker. Suriname is in dat opzicht echt buitenland. De kunst van Aruba en Curaçao kwam in de jaren '90 in een stroomversnelling. Men verdiepte zich in de Caraïbische cultuur, bijvoorbeeld op de Biënnale van Havanna, en er waren veel activiteiten met eigentijdse kunst. Daarmee kreeg de Antilliaanse kunst internationale bekendheid.
In Suriname is dat proces door de gebeurtenissen van de jaren '80 en '90 gestagneerd. Die inhaalslag moet in Suriname nog gemaakt worden, wij hopen daar een bijdrage aan te leveren. De Surinaamse kunst is nog teveel op zichzelf georiënteerd, tegelijkertijd willen de kunstenaars naar buiten. Voor studie en tentoonstellingen naar de omringende landen, de Verenigde Staten, Jamaica, Nederland. Men wil zich terecht ontwikkelen, maar komt men ook terug? Je ziet dat overal in de Caraïben, de talenten trekken weg.
In Suriname is er op economisch gebied veel gaande. Naast die economische ontwikkeling is culturele ontwikkeling zeker zo belangrijk. Vaak wordt dat nog te weinig ingezien. Surinaamse kunstenaars die in het buitenland zijn geweest en zijn teruggekomen zien dat. Nu wordt er gezegd: "We moeten bínnen ons land dingen doen." Maar het gaat ook om een balans, het moet ook naar buiten toe werken. Marcel Pinas bijvoorbeeld kan nu iets voor zijn land doen dankzij het feit dat hij naar de Rijksacademie in Amsterdam is geweest.

Wat wil je met ArtRoPa bereiken?

Bij mij gaat het om de samenwerking met de Surinaamse collega's en - en dat is ook de reden waarom het CBK erin zit - dat de Rotterdamse kunstenaars er iets aan hebben. We zijn niet bezig met missionering of ontwikkeling. Wij bieden Rotterdamse kunstenaars de kans om in Suriname werk te maken dat binnen hun eigen oeuvre past. De kunstenaars doen dat in eerste instantie voor zichzelf. Suriname kent vele uitdagingen: de overweldigende natuur, de bevolkingsgroepen, de culturele diversiteit, de geschiedenis, het feit dat er Nederlands wordt gesproken. De kunstenaars zijn daar vol overgave ingedoken, en ik hoop dat hun werk daar iets teweegbrengt, de andere partij moet daar wel voor openstaan. Ik hoop op een vruchtbare dialoog tussen de kunstenaars uit Rotterdam en de kunstenaars uit Suriname.

Heb je de indruk dat het project iets bijdraagt aan de culturele ontwikkeling van Suriname.

Dat kan je pas over een paar jaar zeggen. Het land komt uit een deplorabele situatie. Maar over de afgelopen tien jaar zie je positieve ontwikkelingen op politiek en cultureel gebied. Mensen keren terug. Er is nieuw elan, men wil vooruit. Op cultureel gebied is er het nodige gaande: De Rietveld Academie werkt samen met het Nola Hatterman Instituut, er gaan individuele kunstenaars naar Suriname. Vanuit Rotterdam zijn wij er actief. Dat moet impact hebben. Kijk bijvoorbeeld naar de tentoonstelling Wakaman II met echt goed werk dat ergens over gaat. Wakaman I is in 2005 in Rotterdam in TENT. van start gegaan en nu staat Wakaman II in Fort Zeelandia!

Grijpen al die culturele initiatieven in elkaar?

Ze staan los van elkaar. Vanuit Amsterdam werkt men van bovenaf; voor een aantal maanden worden er Rietvelddocenten geparachuteerd in Paramaribo en men geeft Nola studenten de kans om in Amsterdam een opleiding te volgen. Wij werken van onderaf, wij zijn ter plaatse bezig met professionele kunstenaars.

Heeft dit project jou iets geleerd?

Ja. Wij Europeanen denken dat wij alles kunnen sturen, maar we begrijpen er geen bal van. En dat is maar goed ook.

Heb je daardoor je doelstellingen moeten bijstellen?

Tijdens de rit zijn er wel dingen veranderd. Na een paar kinderziektes werken we nu goed samen met de FVAS (de Federatie van Beeldende Kunstenaars in Suriname, red.), de twee kunstopleidingen Nola en AHKCO en met individuele kunstenaars. Ik ben buitengewoon content met het contact dat we hebben met de directie van de Surinaamsche Bank. De bank heeft een belangrijke collectie Surinaamse kunst en koopt werk aan. De bank viert volgend jaar zijn 145 jarige bestaan en we willen dat vieren met een aantal activiteiten, een publicatie en een tentoonstelling. We zijn bezig daarvoor de financiering rond te krijgen. Meer kan ik er nog niet over zeggen.

Heeft het CBK na 2010 nog plannen met Suriname?

Ove Lucas, directeur van het CBK en Siebe Thissen, hoofd Kunst & Openbare ruimte zijn in oktober op werkbezoek in Suriname geweest, ze waren onder de indruk van de mensen en het land. Er is iets moois ontstaan en het CBK wil door. Maar het is een verhaal in etappes. Eerst gaan we deze fase afronden: de residency, de samenwerking en de tentoonstelling met het boek. Daarna gaan we in overleg met de Surinaamse partners en kunstenaars kijken in welke vorm we verder willen. Suriname is een geweldig land.

(bron: 'de Surinoemer', 3e jaargang | No. 1 / pagina 14-16 / 21 maart 2009)