DRIJFHOUT IN EEN ZEE VAN RUIMTE

Arnold Schalks, 2007-2009, de Surinoemer, publicatie, onafhankelijk nieuwsblad, Wim Pijbes, Kurt Nahar, Steve Ammersingh, Casper Hoogzaad, Thomas Meijer zu Schlochtern, Roddney Tjon Poen Gie, Ravi Rajcoomar, Alida Neslo, Roberto Tjon a Meeuw, Ralph van Meijgaard, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Afro-Surinaams cultureel centrum NAKS, Nola Hatterman Art Academy, Tori Oso, Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs, Instituut voor de Opleiding van Leraren, boekhandel Varekamp, Paramaribo, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Roddney Tjon Poen Gie, foto: Arnold Schalks

Roddney Tjon Poen Gie in zijn Rotterdamse gastatelier bij nieuw werk. / foto © Arnold Schalks

De schilder/tekenaar/beeldhouwer Roddney Tjon Poen Gie (1962, Paramaribo) maakt deel uit van de vijfde lichting Surinaamse kunstenaars die in het kader van het ArtRoPa project een residency aangeboden kregen in het Rotterdamse kunstenaarsinitiatief Duende. Het is zijn tweede verblijf in Nederland. De Surinoemer nodigde hem uit voor een kennismakingsgesprek.

van onze redacteur Arnold Schalks

Als ik rond 12 uur op de Tamboerstraat aanbel verschijnt Roddney met een vuilniszak in de hand voor zijn gang naar de afvalcontainer. Properheid maakt deel uit van zijn residency. Op weg naar het gastatelier voert hij mij door de hoge gangen van de voormalige school waarin nu het kunstenaarsinitiatief is gevestigd. Bij het betreden van zijn werkruimte moet ik even knipperen tegen het felle daglicht. Roddney schenkt oploskoffie. Ondanks het straffe bewind van beeldend kunstenaar en cultuur-escort Ralph van Meijgaard, die Roddney en zijn mede-resident Ravi Rajcoomar in de afgelopen drie weken langs zowat alle musea in Rotterdam en Den Haag heeft gevoerd, liggen er op de vloer van het atelier al zes geprepareerde kloeke doeken. Daarop de grillige zwarte contouren van drijfhout. In sommige vlakken staat de aanduiding van een kleur of een titel. We nemen plaats achter zijn lege werktafel. We worden stemhebbende stipjes in een zee van ruimte. Ik vraag hem wat zijn plannen zijn.

'Ik kijk met mijn Surinaamse achtergrond naar de manier waarop kunstenaars werken in Nederland. Ik probeer me in hun situatie te verplaatsen en me af te vragen hoe ik me met mijn kunst in stand zou kunnen houden als ik hier was. Ik doe dat met de middelen die om me heen zijn. Daar hoort misschien ook een andere manier van werken bij.'

In Suriname gebruikte Roddney de laatste tijd drijfhout. In Rotterdam wilde hij ook met dat materiaal werken, maar het bleek hier maar mondjesmaat te vinden. Als alternatief is hij op doek gaan werken. De eerste keer dat hij met drijfhout werkte was in 2004 toen hij deelnam aan een locatiegebonden project van de FVAS (Federation of Visual Artists in Suriname) in Coronie.

'Je moest iets maken met het materiaal dat je daar vond. Ik had het idee om iets te doen met de dreiging van het zeewater en het zoete water. Ik heb toen een beeld gemaakt met stukken parwahout die ik aan het strand vond. Ik heb die grillige stukken hout op dezelfde palen gezet die de overheid gebruikt voor de zeewering. Ze stonden opgesteld in een golvende lijn en symboliseerden het water. Het werk stelde de Chinese draak voor.'

De Chinese draak heeft voor Roddney meerdere betekenissen. Hij is zelf voor een deel Chinees. Met dit project wilde hij iets doen voor de gemeenschap waaruit hij is voortgekomen: zijn familie is afkomstig uit Coronie. Zij behoorden tot de eerste groep Chinese immigranten die te werk werden gesteld om kanalen te graven. Zij hebben gezorgd voor een goede waterhuishouding en een aquaductsysteem aangelegd. Voor een Chinees is de draak een positief begrip. Europeanen zien de draak als iets negatiefs. Ook water heeft die dubbelheid:

'Water is aan de ene kant bedreigend, maar aan de andere kant kan het ook temperend werken. Ik ben een mix van Chinees en Creool, en dat heb ik vergeleken met de mix van het water daar. Je hebt het zoute water van de zee en het zoete zwarte water van de rivier dat het zoute water terugdringt. Het zoete water heeft bovendien de zaden van de parwaboom uit het binnenland aangevoerd. Die hebben ervoor gezorgd dat er aan de kust een natuurlijke zeewering is ontstaan.'

Het was een groot project waarvoor fondsen werden aangevraagd. Via de FVAS heeft de Chinese gemeenschap ook een bijdrage kunnen leveren. Is er na vijf jaar nog iets van het werk over?

'Misschien staan bepaalde delen nog. Maar het werk is vergankelijk omdat hout snel kapot gaat in de hitte en de regen, vooral als het niet in de klei staat. Dat was toen ook als vingerwijzing naar de overheid bedoeld, die steeds weer dezelfde vergankelijke houten palen bleef gebruiken, terwijl de mensen angstig waren. Het water kwam steeds dichterbij. Inmiddels wordt er gewerkt aan een echte dijk.'

Hoe ben je tot je kunst gekomen?

'Als kind creëerde ik dingen in het zand. Ik was vaak alleen bezig op het erf om een afwateringssysteem te maken. Daarna tekende ik dieren. In die tijd was een tante 'Silvie' van mij naar Nederland vertrokken. Zij wist dat ik van tekenen hield en heeft me een dik boek met kleurplaten gegeven. Veel dieren en bloemen. Het is niet meer heel, maar ik heb dat boek nog steeds.

Na de middelbare school ging ik naar de universiteit om Rechten te studeren, maar ik bleef tekenen. Ik maakte portretten van mensen en gaf die gratis weg. Toen ik op het Ministerie van Justitie werkte vroeg iemand die ik geportretteerd had: 'Waarom ga je niet naar de Academie?' Ik heb er heel even over nagedacht: 'Zal ik mijn studie rechten opgeven?' De tijd was nog niet rijp. Ik had me het werken bij Justitie toch wel heel anders voorgesteld. Op het moment dat ik me inschreef voor mijn rechtenstudie werd de coup gepleegd. Ik had toen ook al gesolliciteerd bij Justitie; die dingen lagen in elkaars verlengde. Door de staatsgreep heb ik een jaar geen les kunnen volgen. En toen de lessen eenmaal werden hervat waren mensen bang om openlijk over dingen te praten. In die situatie ben ik jaren bij Justitie gebleven. De stemming in mijn werkkring verslechterde. Overal werden mensen in dienst genomen op grond van politieke overwegingen.

Uiteindelijk heb je toch voor de kunst gekozen. Je bent in 1994 in de richting schilderen/tekenen afgestudeerd aan de Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs (AHKCO). Heb jij voor je opleiding tussen het Nola Hatterman Instituut en de AHKCO moeten kiezen?

'Nee, het is ook al zo lang geleden. Nola was in het begin van de jaren negentig nog in een beginfase. Nu zie je dat er een lesprogramma is. Ik ging er af en toe wel heen voor workshops. Je komt er dezelfde mensen tegen die ook bij Culturele Creatieve Vorming werken.'

Is Paramaribo eigenlijk niet te klein voor twee kunstacademies?

'Beide instituten houden zich bezig met het vormen van kunstenaars. Het AHKCO is een HBO-opleiding die volgens een staatsbesluit toelatingseisen stelt. Studenten moeten een strak vakkenpakket hebben. Ik ben er een voorstander van dat er onderscheid wordt gemaakt tussen studenten met verschillende niveaus. Iedereen moet ongeacht zijn leeftijd een kans krijgen. Maar ikzelf vind dat je een bepaalde basis moet hebben voordat je op de academie kunt studeren. Je moet wat boeken over kunst hebben gelezen. Een te groot verschil in niveau zou wel eens problemen kunnen geven bij het lesgeven. Er is overigens al langer een derde kunstopleiding in Paramaribo: het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) dat specifiek docenten Beeldende Vorming opleidt.'

De Nola Hatterman Art Academy is meer in beeld met projecten dan de AHKCO. Ze zijn vaak op tv en in de krant te zien met projecten.

'Nola heeft de backing van de Nederlandse Ambassade. Er bestaat een goede verstandhouding met Nola directeur Rinaldo Klas. Daardoor zijn er betere financiële vooruitzichten. Dat heeft een lange traditie. In de beginjaren pushte de toenmalige onderdirecteur van Cultuur het Nola Hatterman Instituut. Hij was een tegenstander van de Academie. Een kunstacademie moest volgens hem geen eisen stellen aan studenten. Iedereen moest kunnen komen studeren. Nola is dan ook als tegenhanger ingezet van de Academie. De Nola Hatterman Art Academy is een stichting, dat geeft ze een aparte status. Nola wordt niet door de overheid gecontroleerd, maar de docenten worden wel door de overheid betaald. Het AHKCO staat onder staatstoezicht en moet verantwoording aan de overheid afleggen.'

De rivaliteit tussen de instituten bestaat nog steeds. Dat is hinderlijk.

'Als je dat niet doorhebt, laat je je gebruiken. Een sterk punt van Nola is, dat de kunstenaars die daar afstuderen bij elkaar blijven. Ze hebben een sterke band met elkaar en het instituut. Toen ik in 1994 afstudeerde van de Academie moest ik alles zelf doen. We waren als los zand.'

Hoe is het je sindsdien als kunstenaar vergaan?

'Mijn probleem met Suriname is etniciteit. Voor politici is dat een factor om aan de macht te komen. Zij wijzen de mensen op verschillen en leggen de nadruk op het behoud daarvan. Omdat ik van verschillende etniciteiten ben probeer ik, door verschillende elementen te gebruiken, mensen bewust te maken dat je in eerste plaats Surinamer bent en niet een Creool of Chinees. Wat niet direct deel van jouw familie is is óók deel van jou. Ik heb wel last van die etniciteit. Ze zeggen vaak: 'Je bent vlees noch vis.' '

Ook in de kunst speelt etniciteit een rol: Ooit verscheen er in de krant een oproep aan Surinamers om ideeën aan te dragen voor het monument ter herdenking van de massaslachting in het marrondorp Moiwana.

'Er was een meeting georganiseerd om daarop te reageren. Toen ik daar kwam proefde ik dat ik niet welkom was. De organisatoren lieten blijken dat je verbonden moest zijn met hun cultuur. Het feit dat ik toen al werkte met Afaka-tekens maakte geen verschil. Ik ben deels Afro van mijn moeders kant, maar ik was gewoon geen boslandcreool, dus ik kon niet meevoelen wat deze groep heeft meegemaakt.'

Werk je wel genoeg aan je netwerk?

'Een beetje via de FVAS. Ik bezocht een keer een expositie van de Federatie en heb me daar toen als lid ingeschreven. Voor die tijd had ik nog nooit geëxposeerd. Het verkopen van werkstukken gemaakt op de academie was aan regels gebonden. Wat me in de FVAS aantrok was de stabiliteit en de status. Je moet ook een beetje berekenend zijn. Ik ga niet meer in een organisatie zitten met mensen die geen geld hebben. Bij de FVAS ben ik in een rijdende trein gestapt en probeer ik zoveel mogelijk te participeren. Ook de Readytex Art Gallery helpt aardig.'

Je bent als coördinator Staatscollectie in dienst van het Directoraat Cultuur. Hoeveel tijd blijft er over voor het kunstbedrijf?

'Het werk voor het directoraat is niet alleen kantoorzitten, maar in mijn visie ook veldwerk. Ik moet contact leggen met kunstenaars, ateliers bezoeken, adviezen geven hoe de collectie aan te vullen. Mijn voorganger was kunsthistorica en zij gaf mij insight hoe belangrijk een gedegen collectie is.'

Wat gebeurt er met de werken die voor de collectie worden aangekocht?

'De bedoeling is dat ze deel blijven van de verzameling en geëtaleerd worden in overheidskantoren. Soms geven directeuren de kunstwerken mee aan hoogwaardigheidsbekleders. En ik moet dan zeggen: 'Als je werk aankoopt, moet het blijvend zijn en niet later als cadeautje aan gasten worden weggegeven'. Ik heb eens voorgesteld: maak een stichting van de Staatscollectie. Dan kun je fondsen aanvragen in Nederland. Maar ze willen niet.

Wat is voor jou de functie van de Staatscollectie?

'De collectie hangt nu op de verschillende ministeries. Die kunstwerken gaan nergens meer naar toe, die gaan hier kapot. Het is niet mijn idee, maar ik ben voorstander van een National Gallery. Zo'n plek is belangrijk voor het onderhoud van de collectie, voor het kunsthistorisch overzicht, voor jonge kunstenaars zodat ze kunnen zien waar ze vandaan komen en voor het toerisme. Kortom bewaren voor het nageslacht. Een voorstel is om daarvoor het Presidentieel Paleis te gebruiken. Het is met veel geld gerestaureerd en de president wil er niet wonen omdat er daar waarschijnlijk geesten zitten. Laten we hopen dat Cultuur-directeur Stanley Sidoel zegt dat de de National Gallery prioriteit heeft.'

Hoe belangrijk is de rol die Nederland op cultureel, politiek en maatschappelijk opzicht speelt in Suriname?

'Dat is een vraag die veel politici ook bezighoudt. ook om de grote groep Surinamers in Nederland. Hoe positioneer je je? Hoe hou je Nederland te vriend? Maar hoe wil je ook het Caraïbisch gebied en Zuid-Amerika te vriend zijn? Daarvoor moet je een soort spokendans uitvoeren. Nederland biedt in financieel opzicht een zeker houvast. Nederland heeft een vinger in de pap bij Europese fondsen. Nederland heeft daarnaast op alle vlakken invloed op Suriname. Als Nederland maar even kucht vraagt men zich in Suriname af of dat iets te betekenen heeft. We zijn geen echte soevereine staat. Als er hier iets verandert dan zal Nederland daar hoe dan ook altijd commentaar op hebben. Wat soms ook nodig is. Maar persoonlijk ben ik natuurlijk blij dat ik via het ArtRoPa project een kans heb gekregen om deze residency in Nederland te doen. Hier in Duende heb ik mijn grootste atelier ooit. Mijn dank aan het CBK en Duende is dan ook erg groot.

Wanneer is je residency geslaagd?

'Je hebt verschillende niveaus waarop je kunt slagen. Er zijn de lange termijn indrukken die je opdoet en de contacten en vrienden die je maakt, maar het directe effect zou zijn als ik hier werk kan maken dat ik kan achterlaten en dat hier wordt gezien en gewaardeerd. Het grootste succes zou zijn als andere Surinaamse kunstenaars hierdoor ook een kans krijgen. Dat zie ik als opdracht!

(bron: 'de Surinoemer', 3e jaargang | No. 2 / pagina 2-4 / 14 augustus 2009)