NIETS IS TE OUD OM OPNIEUW TE WORDEN UITGEVONDEN

Arnold Schalks, 2007-2009, de Surinoemer, publicatie, onafhankelijk nieuwsblad, Wim Pijbes, Kurt Nahar, Steve Ammersingh, Casper Hoogzaad, Thomas Meijer zu Schlochtern, Roddney Tjon Poen Gie, Ravi Rajcoomar, Alida Neslo, Roberto Tjon a Meeuw, Ralph van Meijgaard, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Afro-Surinaams cultureel centrum NAKS, Nola Hatterman Art Academy, Tori Oso, Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs, Instituut voor de Opleiding van Leraren, boekhandel Varekamp, Paramaribo, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Alida Neslo

Alida Neslo in gesprek met Arnold Schalks

Amsterdam, 30 augustus 2009

Alida Neslo (Paramaribo, 1954) noemt zich liever 'speler' dan 'actrice'. Ze studeerde theater en dans in België en Senegal. Al spelend reisde ze de wereld af. In België en Nederland werkte ze voor radio en TV. Vanaf 1993 richtte ze haar aandacht op het zoeken naar meer interculturele vormen van theateropleiding voor acteurs en dansers. Naast haar theaterwerkzaamheden zette ze zich in voor de interne en externe culturele relaties tussen Nederland, Vlaanderen en Suriname. In 2006 keerde Neslo terug naar Suriname om haar kennis te delen met, onder meer, kansarme jongeren. Ze is sinds 2007 betrokken bij het ArtRoPa-project.

Als kind hield Alida Neslo al van dans. Ze had het geluk dat haar oom choreograaf was: ze kreeg balletles, maar maakte ook kennis met Indiase en Javaanse dans. Het begrip dat er niet één klassieke dans bestond werd haar met de paplepel ingegoten. Ze groeide op in een Surinaams juristenmilieu: "Mijn vader had het altijd over rechtvaardigheid. Daarbij dacht hij niet zozeer aan zichzelf, maar vooral aan anderen. Hij vond, dat hij zonder vooroordeel voor iedereen moest kunnen werken, "Want," zo zei hij, "ik werk voor Suriname." "

Alida las kinderboeken uit Nederland en daarin zaten meisjes die allemaal op het lyceum zaten. Daar wilde ze ook naartoe. Alleen, er was in Paramaribo geen lyceum. "Uitgerekend in het jaar dat ik twaalf werd, werd in Suriname de Mammoetwet ingevoerd en daarmee een nieuw type Lyceum. Dat was fantastisch! Er was plaats voor ongeveer 200 kinderen. Je moest toelatingstentamen doen. Ik heb me zes weken lang opgesloten –wat in Suriname heel erg is– en ik heb het gehaald! We hadden docenten uit Nederland en België, maar ook drie Surinaamse waaronder de huidige president, die wiskunde gaf. Omdat wij de eerste leerlingen waren werden we van begin tot einde gevolgd. Dat gaf mij de smaak anders dan anderen te zijn."

In 1973 vertrok Alida naar Antwerpen om te studeren. De meeste Surinaamse studenten gingen naar Nederland. Omdat zij geen schaap wilde zijn koos zij voor België. "Mijn motief om te vertrekken was, plat gezegd: Weg is weg! Ik wilde weg omdat mijn vader in mij zijn opvolger zag: ik moest óók rechten studeren. Maar daar had ik helemaal geen zin in. Ik wilde advocaat SPELEN. Alleen die ballet-oom begreep een beetje mijn liefde voor de andere weg."

Alida heeft drie jaar braaf op de universiteit gezeten. Omdat er ergens protest moest zijn, studeerde zij geen rechten maar moderne talen en linguïstiek. "Dat is mij later nog van pas gekomen, maar toen beschouwde ik het als drie verloren jaren."

Tijdens die studie schreef Alida stukjes over Suriname voor het studentenblad. De hoofdredacteur vond dat ze veel te mooie verhalen schreef over haar land. Hij wilde linkse, boze, negatieve verhalen, maar die had Alida niet. "Hij verweet me, dat mensen als ik het vaderland vergaten en de barricades verlieten. De Europeanen zouden 'ons' wel even voordoen hoe het moest. Ik heb hem toen het voor mij historische antwoord gegeven: 'Als jij later met vrouw, kind en auto gesetteld bent op het Vlaamse platteland, dan sta ik nog op de barricade!' Ik heb hem jaren later weer ontmoet. Hij zag me, werd helemaal rood en zei tegen me: 'Je hebt gelijk gehad.' Ik was en bén nog steeds bezig met de materie. Dat 'huisje, boompje, beestje' ben ik totaal vergeten."

Na haar kandidaatsexamen zei een professor tegen Alida: "Jij hoort hier niet, jij moet naar de theaterschool."

Er waren twee theateropleidingen in Antwerpen: het Conservatorium, waar de kunst van het woord uitgangspunt was en Studio Herman Teirlinck die van de beweging uitging: "Daar werd gewerkt 'vanuit den buik': niet teveel analyses, maar al improviserend meteen de vloer op gaan, kijken wat je alvast met je lichaam kunt zeggen. Pas daarna kwam het woord." Neslo koos voor Teirlinck omdat zij zijn idee, dat theater als jazz moest zijn, geweldig vond: "Je hebt een thema en iedereen krijgt de kans en de ruimte om zijn eigen weg te gaan."

In 1959 schreef Teirlinck in zijn 'Dramatisch peripatetikon':

"De kunstenaar die teniet gaat heeft zichzelf verbeurd [...] Hij bleef benieuwd, gedwee, angstig naar de buitenopinie uitzien. Hij kon alleen nadoen. Hij is vee. De kunstenaar zou in de samenleving een weerstandig verzamelcentrum moeten zijn, een vreemdsoortig vorst die niet heersen wil, een man als een rots. Hoe zou hij anders kunnen dan storen? Hij is een hinderpaal."

Op haar twintigste moest Alida Teirlinck's boek lezen voor een tentamen. "Ik heb er toen geen bal van begrepen, nu is het een beetje mijn Bijbel. Ik heb moeten kiezen tussen vee en hinderpaal. Ik heb voor de laatste gekozen. Die houding is intussen organisch geworden. Het heeft te maken met mijn fundamentele nieuwsgierigheid, zoals een kind een stuk speelgoed uit elkaar haalt, niet uit technische honger, maar om elke keer weer een nieuwe laag te ontdekken. Ik hou van het worden en niet zozeer van het zijn."

Terwijl Alida bij Teirlinck studeerde, heeft ze ook nog een half jaartje onder een valse naam op het Conservatorium gezeten. Je mocht niet op twee scholen tegelijk ingeschreven staan. "Ik kon van alles bedenken over de studie op het Conservatorium, maar het waren allemaal vooroordelen en dus wilde ik weten of mijn oordeel juist was. Daar ga ik heel ver in, desnoods onder een valse vlag. Ik heb me op het Conservatorium vreemder gevoeld dan in de Studio. Ik kreeg in de Studio kans om mijn eigen nis te verkennen, en dan nog steeds buitenissig te zijn. Bij Teirlinck waren we allemaal paradijsvogels dus viel dat niet zo op. Al die kleuren waren voor mij als Surinaamse natuurlijk. Ik besefte toen nog niet hoe bijzonder Suriname was daarin."

Na haar opleiding reisde Alida door Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Dat heeft haar niet onberoerd gelaten: "Als je van de ene naar de andere plek gaat ben je emotioneel in de war. Je gaat nadenken over het concept 'thuis'. Wat is vertrouwd, wat is loslaten en opnieuw beginnen? Je komt erachter dat je niet alles hoeft weg te gooien als je opnieuw begint, maar je vult jezelf ook niet zover dat er niets anders meer bij kan. Mijn latere kunstonderwijs sluit daarop aan. Ik vind het belangrijk dat studenten consequent van context veranderen. Ik wil ze uit hun comfort zone halen. Dat heeft een enorme invloed op hun werk en levensvisie. Ze moeten elke keer een nieuwe ruimte creëren en soms begrijpen ze niet eens wat dat is. Maar al doende merken ze dat, mét hun werkruimte, hun geestelijke ruimte verandert."

Alida heeft zich altijd ingespannen om verbindingen te leggen tussen jong en oud, arm en rijk, hoog en laag. Waarover moet een bruggenbouwer in Suriname beschikken? "Wat ik door schade en schande heb ontdekt is, dat je je bevindingen niet meteen op tafel moet leggen, maar dat je eerst moet kijken en luisteren. De situatie in een jong land verandert snel en voortdurend. Je moet niet te ver vooruit plannen of populair willen zijn. In een kleine gemeenschap is het bovendien lastig om het persoonlijke van het zakelijke te scheiden. Je moet om kunnen gaan met mensen die niet dezelfde 'voordelige' achtergrond hebben gehad en niet hetzelfde normaal vinden als jij. Het protocol neemt vaak de plaats in van de inhoud."

Haar wens zal vervuld zijn als er structureel kunstonderwijs wordt ingevoerd op lagere en middelbare scholen: "Je brengt de jeugd een besef bij wat cultuur is, wat de verschillende disciplines zijn en dat kunst een serieus vak is. Kunstonderwijs moet caleidoscopisch zijn: Je moet zoveel mogelijk kunstgeschiedenissen en talen onderwijzen. Kinderen van nu hebben niet alleen een nationaal maar ook een internationaal erfgoed. Daarnaast moet er aandacht aan karakterontwikkeling worden besteed: aan concentratie, training, verdieping, afzien en aan offers brengen. In Suriname meet men talent nog teveel af aan populariteit, maar karakter is veel belangrijker. In Suriname heb je ook nog geen kritische omgeving. Die ontstaat pas later. Als ik nu kritieken lees, is bijna alles 'goed'. De bedoeling is goed, maar het helpt ons niet vooruit. Wat je in Nederland kunt zeggen is in Suriname -en Vlaanderen- bot. Hoe we 'het' dan wel moeten zeggen moeten we zien uit te vinden. Er is nog een lange weg te gaan. Pas als zaken gemeengoed worden moet je oppassen dat er geen zelfgenoegzaamheid ontstaat. Je moet jezelf vragen blijven stellen. En, als je omgeving niet kritisch is, moet je zelf de discipline hebben om kritisch te zijn om te voorkomen dat je, in de woorden van Teirlinck, 'vee' wordt. Wat een beetje ontbreekt is de verwondering: het kijken naar de dingen om te proberen te doorgronden wat ze werkelijk zijn en te zeggen hebben."

Voor culturele ontwikkeling moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan: "Voor mij is het belangrijk, dat je geen angst hebt voor het onbekende en dat je ruimte ziet als iets mobiels. Dat je niet zegt: dit is mijn territorium en dat verandert nooit meer. Een andere voorwaarde is, dat je leert uitgaan van wat je hebt, en niet van waarnaar je verlangt. Dat is in ontwikkelingslanden een cruciaal iets."

In 2008 geeft Alida vorm aan een resocialisatieproject Beeldende Kunst en Theater met jeugdige delinquenten in het Jeugdopvoedingsgesticht Santo Boma. Dat project mondt in 2009 uit in een expositie, een boekje, een muziek CD en de live-presentatie daarvan in Theater Thalia in Paramaribo. Dat ze dat voor elkaar heeft gekregen is buitengewoon. "De jongens met wie ik op Boma werkte schaamden zich aanvankelijk om op omgekeerde emmers te drummen. Ze hadden geen percussieinstrumenten. Het was een kale omgeving met niks. Maar er is nooit helemaal niks. Je hebt altijd jezelf. Begin dan bij jezelf, waar je bent, zonder schaamte, zonder een vergelijkingsmodel in je kop. Dan kom je ergens. Dat hebben de jongens uiteindelijk ondervonden. Daarom ben ik ook zo trots op ze: ze hebben vanuit zichzelf een eerste stap gedaan voor iets waar ze in het begin niet eens in geloofden."

Een duidelijk beeld van hoe Suriname er over vijf jaar voor staat heeft Alida niet. "We zijn pas 34 jaar onafhankelijk. Op veel gebieden is nog onvoldoende stabiliteit om iets te kunnen voorspellen. Eén verkeerde persoon op een belangrijke plaats kan veel verpesten in onze kleine gemeenschap. Op het gebied van cultuur en kunsten is het voor mij belangrijk dat er mensen zijn die bereid zijn om het vormen van een eigen idee te bevechten, maar zonder agressie. Met bevechten bedoel ik strijden met intellect en vooral kunde, vandaar ook het belang van die investering in het onderwijs. In Suriname denken we automatisch pluralistisch: niet vanuit één cultuur, maar vanuit alle. Suriname zou voor mij, mede door haar unieke mix van oosterse, westerse en zuidelijke componenten, meer dan welk land in het Caraïbisch gebied een pilot kunnen zijn, een broedplaats van wat de wereld uiteindelijk kan zijn 'with nothing so old, that it could not be reinvented,' zoals Derek Walcott treffend formuleerde.

Over de toekomst van de kunstenaar is Teirlinck duidelijker:

"Door dit alles begrijpt men dat de kunstenaar niet gehoorzamen kan aan anderen, noch aan zeden, wetten, machten en belangen, kortom aan geen hoegenaamde Staatsrede. [...] De kunstenaar derhalve vreest de openbare mening, hij vreest ervan te gaan houden en ze te eerbiedigen [...]. Aldus is tegelijk de kunstenaar een vereenzaamd mens, maar humaan, universeel en meer dan welke mens ook broeder van alle mensen. Hij zoekt geen zeldzaam idee, veeleer wil hij op een zeldzame, hem eigen wijze een gemeen idee brengen, gemeen aan allen, want tot allen gaat hij spreken."

(bron: 'de Surinoemer', 3e jaargang | No. 3 / pagina 2-6 / 11 november 2009)