DE M..........R UIT B.A.D

Arnold Schalks, 2007-2009, de Surinoemer, publicatie, onafhankelijk nieuwsblad, Wim Pijbes, Kurt Nahar, Steve Ammersingh, Casper Hoogzaad, Thomas Meijer zu Schlochtern, Roddney Tjon Poen Gie, Ravi Rajcoomar, Alida Neslo, Roberto Tjon a Meeuw, Ralph van Meijgaard, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Afro-Surinaams cultureel centrum NAKS, Nola Hatterman Art Academy, Tori Oso, Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs, Instituut voor de Opleiding van Leraren, boekhandel Varekamp, Paramaribo, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Roberto Tjon A Meeuw, foto Arnold Schalks

Roberto Tjon-A-Meeuw: Zonder titel (2009), werk van de expositie Soso Lobi in het Rotterdamse Centrum Beeldende Kunst / foto © Arnold Schalks

Arnold Schalks in gesprek met Roberto Tjon-A-Meeuw

Rotterdam, 20 oktober 2009

Roberto Tjon-A-Meeuw werd in 1969 in Paramaribo geboren maar groeide op in de Amsterdamse Bijlmer. Als schoolganger was hij een vrijbuiter met een honger naar avontuur. Die werd gestild toen het Nederlandse leger hem de kans bood om én buiten te zijn, én te leren, én geld te verdienen. "Het was een lekkere speeltuin, waarin je als mens mocht meepraten." Hij werkte als monteur bij de luchtmobiele brigade op VN-missie in Joegoslavië. Dat ging goed tot en met Srebrenica. Daar besefte Tjon-A-Meeuw, dat de krijgsmacht toch niet zijn wereld was. "Als ik een wapen vasthield voelde ik een kracht door mijn aderen vloeien. Het was een vorm van verliefdheid. Als ik een schot loste zat ik eigenlijk ín de loop en ging ik met de draaiing van de kogel mee. Dat gaf een kick aan mijn lichaam. Het bracht me in een zone waarin ik het heerlijk vond om een tegenstander neer te halen. Ik was een ideale soldaat. Ik vond het geniaal, dat de mens dingen kan maken die ons van het liefdespad afhalen." Hij wilde af van datgeen wat sommige mensen leek te sturen: de dark side van de oorlog. Hij stapte uit het leger en kreeg eervol ontslag.

Na zijn terugkeer in Amsterdam begon Tjon-A-Meeuw een tijdelijk bestaan als middenstander in de platen- en kledingbusiness. Het liep niet lekker. Toen dingen als chipknip en glasvezelkabel werden ingevoerd en het levenstempo versnelde, vond hij het tijd om Nederland te verlaten.

Tjon-A-Meeuw was in 13 jaar niet meer terug geweest in Suriname. Voor zijn gevoel kon hij niet gewoon de kortste weg naar Pengel Airport nemen. "Ik ben met een vriend naar Mexico gevlogen en samen zijn we in vier maanden door Centraal-Amerika naar Suriname gereisd. Als iemand me onderweg een stukje land had aangeboden om op te werken was ik gebleven, maar dat gebeurde niet. Toen ik in Suriname aankwam klikte het meteen."

In Suriname verdient Tjon-A-Meeuw zijn geld als meubelmaker, ontwerper, klusjesman, DJ en af en toe als gids in de jungle. In die bezigheden kan hij veel van zijn artistieke ideeën kwijt. Puur kunst maken is voor hem een luxe; een expositie van autonoom werk 'een uitspatting'. Toen het CBK hem in 2008 uitnodigde om naar Rotterdam te komen vroeg hij tijd om zich voor te bereiden. Op zijn verzoek plaatste het CBK hem achteraan de rij gastkunstenaars.

Begin augustus 2009 trad Tjon-A-Meeuw met zijn vrouw Hester en zijn twee zoontjes Idris en Sonny aan voor een residency van drie maanden in kunstenaarsinitiatief B.a.d in de Rotterdamse wijk Charlois. "Toen ik de hal van B.a.d binnenkwam voelde ik het gelijk: Dit is de plek. De vraag was alleen: 'Welke boodschap gaan we overbrengen en hoe doen we dat?' Omdat het budget laag was, kon ik geen materiaal kopen. Ik had twee spuitsjablonen meegenomen uit Suriname. Ze zijn afgeleid van houtsnijwerk van de Marrons en van het vlechtwerk van Surinaamse stoelen. Die wilde ik verwerken in de spullen die ik in Rotterdam zou vinden." Die spullen vond hij: na twee dagen jutten was zijn atelier vol. "Een grofvuildag in Nederland is voor mij de jackpot! 80% van het werk dat op de expositie hangt is afval van de kunstenaars van B.a.d en de rest is meegenomen na een rondje lopen door Charlois. Ik heb verf gebruikt die ik heb gekregen van vrienden. Alles komt uit mijn directe omgeving. Mijn werk is gemaakt ván Rotterdam vóór Rotterdam.

Eén van de motieven die Tjon-A-Meeuw op zijn gevonden voorwerpen aanbrengt is afgeleid van traditioneel houtsnijwerk dat hij aan de voorgevel van het huis van de Granman van het Surinaamse Marrondorp Pikin Slee aantrof. Voor Marrons is het een symbool voor eenheid en liefde. Het is geen schrift maar een gevoel dat in hout gesneden is. Tjon-A-Meeuw kon een beamer lenen, waardoor hij een print van het motief twintig maal kon vergroten. Het begon te transformeren: van een analoog symbool naar 'iets digitaals'. Houtvezels werden pixels. Hij wist niet of hij daarmee spirituele wetten overtrad. "Op dat punt heb ik het werk stilgelegd. Ik heb Humphrey Schmidt van de steungroep Totomboti* in 's-Hertogenbosch gebeld en hem om advies gevraagd. Het is tenslotte zijn cultuur. Hij kwam op atelierbezoek en zei: dit symbool is bedoeld om te transformeren. Zolang de vibe van de maker positief is kan er niets misgaan, dus doe je ding. Toen is het werk dikker geworden....."

Met het werk op de expositie Soso lobi (Alleen liefde) in het Rotterdamse Centrum beeldende Kunst wil Tjon-A-Meeuw positieve energie uitzenden. Hoe controleert hij of die energie aankomt? "Ik check dat van binnen. Er is zoveel in de lucht. Je kunt dat sensen. Vanaf mijn eerste expositie zit ik in een lift off zodra het publiek binnenkomt. Het zijn de mensen, die dat naar boven brengen. Zij reageren direct positief op mijn werk en spreken met anderen over de emoties die ik in het werk heb gezet. Ik ben elke dag op de expositie gaan chillen. Ik zette muziek aan, brandde wierook. Als er mensen kwamen vond ik het heerlijk om naar ze te kijken, met ze te praten. Ik hoefde geen technische dingen te horen of te praten over diepte. Het enige dat ik wilde horen is joy. Soso Lobi is één grote bom liefde.

Ik ben, meer dan een kunstenaar, een instrument van gevoelens, een messenger. Ik geloof niet dat, als ik iets maak, het daarmee ophoudt. Ik zie mezelf als een boodschapper in oorlogstijd: Je geeft me een brief en zegt: Neem je geweer, spring op je paard, rij dwars door de linies heen en breng die brief naar de keizer! Als ik een uitnodiging krijg, dan breng ik de boodschap. Ik denk dat er in Rotterdam een mooie boodschap is overgekomen.
Als kunstenaar hoor ik te werken in de laag waarin ik zit. Iemand in B.a.d zei tegen me: 'Het CBK heeft je hierheen gebracht, maar ik ken jouw power Roberto. Kijk er omheen. Gebruik het CBK als ezel, chill ermee, maar er zijn belangrijker koppelingen te maken.' En dat is gebeurd. Ik heb geen galeries bezocht. Ik heb troopers gezocht die hun stad en de wereld begrijpen. Daardoor kunnen we met elkaar praten. We moeten dingen maken om van elkaar te leren. Ik ben voor een team van kunstenaars, filmmakers, schrijvers en sporters dat de wereld wil redden en dat gelooft in de positieve energie van samenspraak. "

Negen jaar geleden voorvoelde Tjon-A-Meeuw de schaduwkant van de data-industrie. Het was voor hem een aanleiding om uit Nederland te vertrekken. De risico's van die geavanceerde technologie worden inmiddels duidelijk. Suriname, dat nog niet zo getechnologiseerd is, zou daarvan kunnen leren. Suriname op haar beurt gaat niet goed om met het regenwoud. Nederland en Suriname zouden kunnen samenwerken om én een verantwoorde technologische ontwikkeling én het behoud van de ruwe jungle veilig te stellen.

"Maar ik ga geen politicusje spelen. Ik spreek die taal niet. Het is pimp business. Ik kan Balkenende of Venetiaan niet omscholen. Ik kan alleen spreken door mijn schilderijen en hopen dat Balkenende of Venetiaan ooit een van mijn werken ziet en zegt: 'Dit is het! Jongens, stoppen met die houtkap! Dit is de motherfucker die de boodschap kent.' Dat is mijn droom."

* De doelstelling van steungroep Totomboti is het zowel materieel als immaterieel ondersteunen van de ontwikkeling van kunst en cultuur in het dorp Pikin Slee.

(bron: 'de Surinoemer', 3e jaargang | No. 3 / pagina 7-8 / 11 november 2009)