terug naar projecten & exposities
‘Inspiratie? Wel nee…Hard werken!
Op zondag 26 november 2023 vond in voorheen Tent de boekpresentatie plaats van het langverwachte vierde deel van de door uitgeverij Duo Duo gepubliceerde reeks over de oudere Rotterdamse kunstenaars: ‘Inspiratie? Wel nee…Hard werken!' Het boek bevat interviews die Fred Balvert, Erik Beenker, Marcelle van Bemmel, Hugo Bongers, Ove Lucas, Rob de Moes, Siebe Thissen, Pauline Tonkens en Hans Walgenbach afnamen van 50 Rotterdamse kunstenaars die geboren zijn tussen 1953 en 1958. ISBN 978-90-7291-00-5
![]()
Boekomslag Aad Speksnijder.
IK WORTEL IN TAAL
Voor zijn toelating tot de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten schilderde Arnold Schalks een surrealistisch oeuvre bij elkaar, waarmee hij in 1979 werd toegelaten tot de afdeling TSO (tekenen, schilderen en ontwerpen). Eind 1980 kraakten hij en een groep academiestudenten, op zoek naar werkruimte, een voormalige huishoudschool aan de Slaak. Na vier maanden werden ze eruit gewerkt. In april 1981 bezetten ze een aantal leegstaande loodsen op de Müllerpier aan de St. Jobsweg. De firma Steinweg, die de buitenruimte voor de opslag van een enorme voorraad aluminiumbroodjes gebruikte, zorgde voor water en stroom. Om de ateliers op ‘de Pier’ te beheren, werd stichting Kunst & Complex opgericht, één van de oudste nog bestaande Rotterdamse kunstenaarscollectieven.
Op de Müllerpier leerde Arnold zichzelf drummen en bereidde hij zich voor op de dienende rol van ritmeknecht, die hem naar eigen zeggen zo op het lijf geschreven is. Hij richtte een deel van zijn atelier in als oefenruimte, verzamelde eierdozen voor de geluidsdemping, vond drie gelijkgestemde Rotterdammers en startte de punkband ‘Defect’.
Op de academie formeerde Arnold met twee medestudenten de kunstenaarsgroep ‘Jong Talent’. Belangstelling voor poëzie en literatuur vormde het bindmiddel. Jong Talent gebruikte de hal van het academiegebouw voor ‘pop-up’ tentoonstellingen met tekstwerk en performances. In de zeefdrukwerkplaats drukte het trio bij docent Cor Kraat affiches, die ’s nachts in de stad werden aangeplakt. De tekst op het eerste affiche was een gedicht van Arnolds hand:
de buren / zetten / willeke alberti op
Foto © Rick Messemaker.
Als academiestudent maakte Arnold regelmatig gebruik van de drukwerkplaats om zijn gedichten met loodzetsel ‘bibliofiel’ af te drukken. Hij mocht er af en toe de werkplaats-assistent vervangen. Intussen volgde hij lessen ‘typografie’ op de publiciteitsafdeling en ‘projekten’ op de beeldhouwafdeling. Na het derde eindejaarsgesprek luidde het studieadvies dat hij alleen werd bevorderd als hij zou stoppen met schilderen.
Arnold studeerde in 1983 af met een serie objecten, ‘dingen’ genaamd en besloot, ingegeven door zijn belangstelling voor de performing arts, eerst het vak van acteur annex theatertechnicus te verkennen. “Ik schreef me in voor de Lantaren-theaterzomerschool en speelde de rol van Peter Helder in de productie van Elias Canetti’s Bruiloft. Leerzaam om te doen, maar tekst onthouden is niks voor mij.” De zomer daarop leidde de Rotterdamse acteur Paul van Soest de theaterwerkplaats. “Zijn aanpak was minder tekstgericht en de deelnemers moesten zelf het decor bouwen; dat vond ik veel leuker. Na afloop nodigde Paul me uit om samen met hem een voorstelling te maken – werktitel: ‘Storisch’ – en daarmee door het land te gaan toeren. We bedachten een ingewikkeld decor met afvoerbuizen en etalagepop-koppen dat veel tijd vroeg om op- en af te bouwen. Tijdens de voorstelling bediende ik het licht: twee lampjes, en moest ik heel af en toe, gelukkig zonder tekst, het podium op.”
Helaas moesten de ateliers op de Müllerpier er in 1988 aan geloven. Kunst & Complex verhuisde naar een oude verpakkingsfabriek aan de Keileweg. Zeventien kunstenaars hadden zeven maanden nodig om het gebouw, dat ze om niet in gebruik kregen, wind- en waterdicht te maken en van water en elektra te voorzien. Arnold ging wonen bovenin het hoogste deel van de fabriek: de toren. Het daaraan grenzende dakterras van 800 m2 bood onbelemmerd uitzicht op het daarnaast gelegen, verlaten eroscentrum en op de Waalhaven.
Hoewel taalprocessen een centrale rol spelen in de projecten die Arnold Schalks sinds de jaren tachtig in binnen- en buitenland uitvoerde, werden ze veelal ondersteund door subsidieregelingen en fondsen vanuit de hoek van de beeldende kunst.
In 1994 werd de kunstenaar uitgenodigd voor een gastverblijf in het KünstlerHaus am Deich in Bremen. “Ik bedacht daarvoor het project Reederei SCHALKS (Übersetzungen). Daarmee zette ik onze familietraditie van bootsbouw voort. Doel was het scheppen van een situatie waarin de beide betekenissen van het Duitse woord übersetzen, namelijk: vertalen en overzetten, konden samenvallen. Daarvoor bouwde ik een houten veerpontje waarmee personen over het water konden worden gezet terwijl aan boord gelijktijdig een vertaling kon worden geleverd. De aan boegzijde gemonteerde typemachine en de onder de passagiersbank meegevoerde N-D en D-N woordenboeken vormden het drijvende vertaalbureau. Het door een passagier genoemde woord en de vertaling ervan typte ik op een vervoersbewijs: het enig tastbare kunstwerk. Zes dagen lang roeide ik bij temperaturen rond het vriespunt ‘übersetzend-vertalend’ heen en weer over de deels dichtgevroren Kleine Weser. De veerdienst was een mijlpaal in mijn werk, omdat het me lukte om twee taalniveau’s op beeldende wijze te laten rijmen.”
Terug in Rotterdam zag theaterman Schalks de potentie van de locatie aan de Keileweg in en richtte Stichting Bühne de BovenLucht op. Op het dakterras plaatste hij een tribune voor een buitenbioscoop. In de ongebruikte liftschacht bracht hij op drie verdiepingen vloeren aan, die als podium dienden.
Inspiratiebron voor Brandschat, de tweede theaterproductie van de stichting, was een uitslaande chemische brand die in februari 1996 woedde in een nabij gelegen loods aan de Keilestraat. De voorstelling was opgebouwd rond de zes ’Officiële Mededelingen’ die burgemeester Bram Peper tijdens de brand uitsprak op de regionale omroep. Op een meer metaforisch niveau ging de voorstelling over het ‘chemische huwelijk’ van de prima materia waar alchemisten naar zochten.
In de vijf jaar van zijn bestaan produceerde stichting Bühne de BovenLucht drie theatervoorstellingen in het pand aan de Keileweg en, in samenwerking met filmmaker Noud Heerkens, vijf avondedities van het Global Attic film- & video Festival.
Maar ook aan het ‘paradijs’ op de Keileweg kwam een eind. De gemeente vond bewoning van het complex niet langer verantwoord en sommeerde de bewoners om te vertrekken. Werken mocht er nog wel. De kunstenaar verhuisde naar een benedenwoning aan de Bloklandstraat met een achtertuin, waarin een houten schuurtje stond. Hij zag het direct als “braakliggend terrein dat in cultuur gebracht moest worden”. De blokhut met een vloeroppervlak van 15 m2 werd bestemd tot kleinschalige kunstruimte en ‘de Vrije Schuur’ gedoopt. Bij de zes tentoonstellingen verscheen een uitgebreid programmaboekje: het Schuurpapier.
In 2007 en 2008 verbleef Arnold Schalks in opdracht van het Centrum Beeldende Kunst in Suriname. Daar bedacht hij het community-project Someni tongo. “someni tongo” (zoveel talen) is een regel uit het bekende gedicht Wan (Eén) van de legendarische Surinaamse dichter Dobru. “Ik liet Dobru’s gedicht in vijftien Surinaamse talen vertalen en verwerkte die tot een arrangement voor spreekkoor. Tijdens de voordracht werden de vijftien vertalingen simultaan uitgesproken door 43 Surinaamse native speakers, om het thema van het gedicht ‘eenheid in verscheidenheid’ tot uitdrukking te brengen. Bij alle versregels, maar vooral bij de een-na-laatste en de laatste zin: ‘someni tongo / wan pipel’ (zoveel talen / één volk) vielen woord en beeld volmaakt samen en versterkten ze elkaar.” De wereldpremière werd op 22 november 2008 live uitgezonden vanuit de STVS-studio in Paramaribo.
In september 2009 startte de kunstenaar OCW, een ongesubsidieerd ‘podium voor kleinschaligheden’ in zijn SKAR-atelier aan de Osseweistraat. Daarin programmeerde hij evenementen onder de noemer crimmp, dat staat voor: creatieve reductie in de multimediale praktijk. In het atelier pasten maximaal 35 bezoekers. Om het publieksbereik te vergroten, werd dezelfde programmering op drie achtereenvolgende avonden herhaald. Zeven jaar later zette hij podium OCW voort in zijn atelier aan de Drievriendenstraat. “In crimmp programmeer ik wat ik zelf goed vind. Soms benader ik kunstenaars, soms word ik benaderd. OCW is een proeftuin, een plek om dingen uit te proberen; soms is de voorstelling van zondagavond ‘affer’ dan die van vrijdagavond, soms andersom.”
In 2016 nodigde de stichting Verborgen Landschap Arnold uit om het gebied rond Schaarsbergen te onderzoeken op sporen van het verleden. “Mijn onderzoek richtte zich op het vinden van klanksporen. Ik verzon een onconventionele methode om bedolven taal op het spoor te komen: om het ondergrondse klankgeheugen bloot te leggen zou ik met een grondpriem op regelmatige afstanden gaten prikken in de bosgrond en de daaruit opstijgende klanksporen met een voice recorder opvangen. Omdat het gebied van 1940 tot 1945 strijdtoneel was, zou ik naar resten zoeken van spreektalen die in die periode werden ingezet om elkaar verbaal te bestrijden: het Duits, het Nederlands en het Engels, om ze in het heden met elkaar te kunnen verzoenen. Het eindrapport met de titel 'de overeenstemming' was puur conceptueel en erop gericht een hersenspinsel geloofwaardig te maken door er stapsgewijs consequent op voort te borduren.”
De stap naar literaire fictie is dan snel gezet.
In 2019 verscheen Steeg; kroniek van een zere plek. Deze eerste roman van Arnold gaat over vijf mannelijke bewoners van de Leidse Kloksteeg. Hij werd daar om de hoek geboren. De roman speelt in de eerste decennia van de vorige eeuw en, hoewel de verhalen van de vijf protagonisten fictief zijn, is het boek gebaseerd op een grote hoeveelheid historische feiten. Inmiddels werkt hij aan zijn tweede roman, waarin de Leidse Sterrewacht en de nabij gelegen Hortus Botanicus als achtergrond fungeren.
“Hield ik me in het verleden bezig met het verbeelden van taal, tegenwoordig richt ik me vooral op het vertalen van beeld. Zelfde proces, andere richting. Ik zie literatuur als instructie voor de verbeelding. De lezer neemt daarbij tijdelijk de rol van beeldend kunstenaar over.”
Hugo Bongers