Bijdrage aan 'HOKKEN, periodiek', nummer 4, december 1993
VOORSTELLING
Vanmorgen deed iemand mij een projectortje cadeau. Een klein, handzaam apparaatje dat op alle plaatsen waar maar een stopcontact aanwezig is, in een handomdraai voor projectie gereedgemaakt kan worden.
VERBODEN TE ROKEN
Onmiddelijk dook ik in mijn beeldarchief om door middel van lamp en lenzenstelsel op te roepen wat in mijn herinnering rustte: Weldra straalden geliefden en beminden mij met terugwerkende kracht tegemoet door het rechthoekig lichtmembraan op mijn keukenmuur. (Vanochtend, toevallig, was ik ademloos toen achter een voortbewogen tramruit, gelijktijdig met het verschijnen van een gezicht, een nieuwe verliefdheid langszij kwam.) 's Middags nam ik het visueel archief door van de ontberingen die wij leden / ik leed in menig vakantieoord: Staande en liggende formaten van beregende morenen en de daarin reeds besloten onafwendbaarheid van de grip verliezende schoen. (Vanmiddag, onvoorzien, raakte ik na een uitwijkmanoeuvre met mijn fietswiel bekneld in het spoorwegnet van de Rotterdamse Elektrische Tram dat, door de aanhoudende regenval, inmiddels over de hele lengte met water gevuld zal zijn. Het gereed liggende ontwikkelde diafilmpje moet ik morgen ophalen.)
PAUZE
's Avonds zette ik de vertoning voort, bevrijd van de taak een kunstmatig duister te moeten bewerkstelligen. Onophoudelijk schoof ik de beeldwisselaar hen en weer, de vertoonde beelden door nog onvertoonde vervangend. De pogingen om de kern van werken van vroeger of later datum fotografisch te raken bleken achteraf vruchteloos en onbeholpen. Zelfs beproefde ondervragingstechnieken als: feller belichten of onverwachts spiegelbeeldig vertonen konden de opnamen er niet toe bewegen een bekentenis af te leggen. Dit bracht mij in een droefgeestige stemming. (Vanavond, onverwachts, toen ik in de avondwinkel ongedane inkopen deed werd ik aangedaan door de ontwapenende onhandigheid waarmee mijn voorganger aan de kassa, door zijn dubbeldikke brilleglazen heen, het gevraagde bedrag probeerde te passen.)
Vannacht, in het licht van de kleine uurtjes, sloeg ik een boek van melancholicus Jeroen Brouwers open op een willekeurige bladzijde en las. De uitwerking die de tekst op mijn gemoed had vertoonde sterke overeenkomst met de zwaarmoedigheid die volgde op mijn zojuist beëindigde beeldinventarisatie.
"Benoemen verlicht", zei mijn moeder. Indachtig aan die raad besloot ik de nu dubbelzwaar drukkende gemoedslast te verminderen door er een naam aan te geven. Het 'J.B-sentiment'* noemde ik het.
(In het verloopstuk tussen waken en dromen nam ik mij voor mijn projector niet langer als schijnwerper te gebruiken, maar als zoeklicht, als lichtbron voor het bijlichten van wonderen, als TOVERLANTAARN.)
EINDE
Arnold Schalks, Rotterdam, 10 oktober 1993.
* Verg: het Joke de Brieder-gevoel.