INLEIDING
[...] Een week is voorbijgegaan, en nog steeds ben ik gefascineerd door de stoflaag op de vloer. Toen we een week geleden in de loods waren, kreeg ik acuut jeuk van het opdwarrelende stof. Ik sluit niet uit dat het giftige of schadelijke elementen bevat. Dat gegeven maakt mijn onderneming voor mij alleen maar spannender en interessanter.Mijn oorpronkelijke idee was, om het stof met een (industrie-) stofzuiger te verwijderen. Ik zou het op één of twee plaatsen in de ruimte kunnen deponeren om het vervolgens verder te bewerken. Dat idee is nog steeds van kracht.
Feit is dat, als ik dit materiaal als grondstof wil gebruiken, ik me niet naief mag opstellen; dat ik me fatsoenlijk wapenen moet. Ik zal me bij de zeker meerdere dagen durende arbeid beschermen met een wegwerp-overall en fijnstofmasker. Door die kostumering krijgt mijn bijdrage een performatief karakter.
Voor Klondike River investeer ik (net als de toenmalige goudzoekers) mijn tijd en moeite in een eenvoudige, smerige werkzaamheid, waarvan de opbrengst in materieel en artistiek opzicht vooraf volstrekt ongewis is. Ik wil van die nood een deugd maken: Ik ben ervan overtuigd, dat ik tijdens mijn moeizame stofzuigerij iets zinnigs zal bedenken en dat ik er bij het monotone zuigschuiven stapsgewijs achter kom hoe ik de grondstof (letterlijk en figuurlijk) op een juiste manier moet verwerken. Daarnaast is het voor de manifestatiebezoekers prettig, als de vloer enigszins stofvrij is. Twee vliegen in een klap? [...]
uit een e-mail aan Horst Griese naar aanleiding van een eerste verkenning op locatie op 5 september 2010.