PUBLICITEIT

HART VAN DE STADKRANT nr. 163 | december 2021

De mens als plant en dier

• Boekbespreking door Jacques van Alphen

Bij de Leidse uitgever Primavera Pers is onlangs een verzorgd en zeer merkwaardig boekje verschenen. Het betreft een vertaling van L’Homme-plante (De mens een plant), een essay van de Franse arts en verlichtingsfilosoof Julien Offray de La Mettrie (1709-1751), een leerling van onze eigen Leidse Herman Boerhaave. Het boekje begint met een beknopte, maar voortreffelijke inleiding die het leven en de belangrijkste werken van La Mettrie samenvat. Het boekje geeft steeds op de linker bladspiegel de oorspronkelijke Franse of Latijnse tekst en op de rechter bladspiegel de uitstekende Nederlandse vertaling van Arnold Schalks, van wie de naam, heel bescheiden, pas op de laatste bladzijde van het boekje wordt aangetroffen. Het boekje is degelijk geannoteerd, waardoor het mogelijk is de tekst goed in zijn tijd te plaatsen.

Verschillen en overeenkomsten

La Mettrie begint met de overeenkomsten tussen planten en dieren te noemen. Zo hebben zowel planten als dieren een vaatstelsel voor transport van vloeistoffen en organen om voedsel op te nemen. Hij is vooral in zijn nopjes met de analogieën in de geslachtelijke reproductie, en omdat deze organen door Linnaeus gebruikt werden voor de classificatie van het plantenrijk doet hij een poging om de mens op Linneaanse wijze te beschrijven. Dit deel van het essay is vooral hilarisch, en niet heel serieus: van plantenonderdelen die geen analogieën hebben in de menselijke geslachtsorganen, zoals de kelk en de kroon van bloemen zegt hij dat hij het daar niet over wil hebben. Bovendien wordt het belangrijkste verschil tussen dieren en planten niet door La Mettrie genoemd, namelijk dat alle plantencellen in staat zijn om geslachtsorganen te vormen, terwijl bij dieren de geslachtscellen al vroeg in de ontwikkeling beperkt worden tot de kiembaan en alle andere lichaamscellen niet kunnen worden doorgegeven aan volgende generaties.

Maar dan volgt een tweede deel, waarin hij juist essentiële verschillen tussen planten en dieren benadrukt. Dat deel is zo progressief, dat er na 270 jaar nog steeds mensen zullen zijn die moeite hebben met het accepteren van zijn ideeën, ook al zijn die nu door wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Daarbij gaat het om de cognitieve vermogens van dieren. Omdat planten niet mobiel zijn denkt La Mettrie dat ze geen intelligentie nodig hebben en dus geen ziel hebben. Dieren zijn mobiel en hebben wel intelligentie en La Mettrie is ervan overtuigd dat de verschillen tussen mensen en dieren gradueel zijn. Bovendien beschouwt hij de ziel als een lichaamsfunctie, en dus kan in zijn overtuiging de ziel niet vrij en onafhankelijk van het lichaam bestaan. Zo’n opvatting laat weinig ruimte over voor godsdienst en leven na de dood.

Deze ideeën zijn een verdere uitwerking van L’Homme machine, het werk dat hij in 1747 in Leiden publiceerde. Door deze publicatie werd hij gedwongen om uit Leiden te vluchten, de stad waarnaar hij verhuisd was toen hij in Frankrijk vanwege zijn opvattingen werd vervolgd. L’Homme-Plante schreef hij dan ook onder de bescherming van de Pruisische koning Frederik de Grote in Potsdam, bij wie hij zijn toevlucht had gezocht.

La Mettrie eindigt zijn betoog met een pleidooi om kennis op te doen door het waarnemen van de natuur. Ook dat was in zijn tijd een moderne opvatting. Warm aanbevolen!

 


 

LEIDSCH DAGBLAD, HAARLEMS DAGBLAD, IJMUIDER COURANT, GOOI EN EEMLANDER, NOORD HOLLANDS DAGBLAD | Wetenschapsbijlage SLIM | vrijdag 15 oktober 2021

Is de mens een plant?

BOTANIE | Nieuwe vertaling van La Mettries pamflet ’L’Homme-plante’

• Boekbespreking door Wilfred Simons

Zijn mensen misschien niet gewoon planten? De aderen zijn onze wortels, onze longen zijn onze bladeren, en onze geslachtsorganen - net bloemen, nietwaar? Zo althans dacht de Franse arts en natuuronderzoeker Julien Offray de la Mettrie (1709-1751) erover. Kunstenaar en schrijver Arnold Schalks vertaalde zijn pamflet ’De mens een plant’.

La Mettrie, die oorspronkelijk afkomstig was uit Saint-Malo, had geneeskunde gestudeerd in Parijs en Reims. Hij was in die laatste stad zelfs gepromoveerd, maar toch was hij niet tevreden over de opleiding die hij had gehad. Hij vond Franse dokters ondeskundige types die in het Latijn brabbelden en die met idiote theorieën kwamen om de werking van het menselijk lichaam te verklaren. Aan het eind van zijn opleiding wist hij wel veel, maar begreep hij, naar eigen zeggen, niets. Zo kwam hij in de zomer van 1733 op het idee om in Leiden te gaan studeren bij de wereldberoemde arts en hoogleraar Herman Boerhaave (1668-1738).
Aan het begin van het academisch jaar 1733-’34 had Boerhaave een serie colleges voorbereid over zenuwziekten, in het bijzonder over de rol die de maag daarin speelde. De maag is er niet alleen om eten te verteren, we voelen er ook mee. Allerlei emoties en ethische overwegingen uiten zich door de maag, wist Boerhaave. Schrik, woede, angst, verontwaardiging, zeeziekte en duizeligheid, ’berouw over een seksuele uitspatting’, de maag is een gevoelsorgaan voor onze ’gemoedsaandoeningen’.

Machine

La Mettrie hoorde het allemaal ademloos aan. Wat Boerhaave daar zei, strookte met hoe hij daar zelf over dacht. Allebei hadden ze een ’mechanicistische’ opvatting over het lichaam. In die visie is het lichaam een machine, waarin spieren vergelijkbaar zijn met touwen en waarin gewrichten de rol vervullen van katrollen. Meer 17e- en 18e-eeuwse artsen en natuurfilosofen dachten er zo over. Eén van de grote wetenschappelijke vragen van die tijd - nog steeds niet echt beantwoord - was, wat die machine aandrijft?
Theologen hadden daar wel een antwoord op: dat was de ziel. Dat antwoord wilden de artsen wel accepteren, maar, vroegen zij zich af, waar in het lichaam kon die ziel zitten? Volgens de Franse filosoof René Decartes (1596-1650) was dat de epifyse, ook wel de pijnappelklier genoemd, een orgaan in de hersenen. Boerhaave vond dat allemaal maar speculatieve onzin. Hij had niet zo’n hoge pet op van Descartes. Volgens Boerhaaves biograaf Luuk Tuynman vond Boerhaave Descartes ’een door zijn verbeelding bedwelmde man’.

Ziel

La Mettrie vond het heerlijk dat Boerhaave zo om Descartes kon lachen. Het gaf hem de vrijheid om zelf met ideeën te komen over de ziel. Die waren niet altijd even consequent, maar hij geloofde niet per se dat die, als een klein mannetje ergens in de hersenen, het lichaam bestuurde. La Mettrie zag de ziel als een lichaamsfunctie, die, zoals Arnold Schalks schrijft, ’in elk afzonderlijk deel van de machine’ zit. Daarom vond La Mettrie Boerhaaves uitspraken over de maag zo interessant. Het is de ziel die ’berouw over seksuele uitspatting’ voelt, en als die in de maag kon zitten, waarom dan niet in álle lichaamsdelen?
Omdat La Mettrie de Franse artsen bespotte, had hij het in eigen land niet gemakkelijk. In 1746 keerde hij terug naar het in zijn ogen liberale Leiden. Hier schreef hij zijn radicaalste en bekendste werk, ’L’Homme Machine’. Hierin beschrijft hij het lichaam als een louter mechanisch geheel. Hij ontkent niet dat een ziel dat lichaam aandrijft, maar hij gelooft niet dat die ’transcendent’ is, dus na de dood overgaat in een andere zijnstoestand. Schalks noemt La Mettrie een ’rabiaat atheïst’, die in ’L’Homme Machine’ het woord ’God’ zoveel mogelijk vermijdt. Als La Mettrie dacht dat hij in Leiden zulke ideeën ongestoord en ongestraft kon verspreiden, had hij het toch mis. Op 18 december 1747 riep het Consistorie van de hervormde kerk zijn uitgever Eli Luzac (1721-1796) op het matje. Het eiste dat de hele oplage van ’L’Homme Machine’ zou worden verbrand en het wilde ook de naam van de auteur weten. Luzac nam La Mettrie in bescherming, maar die zag de bui hangen. Hij vluchtte in februari 1748 naar het hof van koning Frederik de Grote van Pruisen in Potsdam, die hem benoemde tot lijfarts.
In Potsdam schreef La Mettrie zijn volgende aanstootgevende boek, ’L’Homme-plante’. Hierin laat hij zijn rabiate atheïsme een beetje varen, zegt Schalks. "Zijn ballingschap had hem milder gemaakt", denkt de kunstenaar en schrijver. La Mettrie laat nu de mogelijkheid toch weer open dat de ziel in de hersenen zit, maar vooral denkt hij na over de vraag of mensen misschien planten zijn. Ook vraagt hij zich af of er een samenhang is tussen de ’grootheid’ van de ziel en de behoeften van het wezen dat hij aanstuurt. Een plant heeft maar weinig behoeften, en heeft dus ook niet veel ziel nodig.

Stamper

In ’L’Homme-plante’, meer een pamflet of een essay dan een serieuze wetenschappelijke studie, onderzoekt La Mettrie de overeenkomsten en de verschillen tussen mensen en planten. Overeenkomsten ziet hij in de huid, die is als de schors van bomen, en in onze longen, die net bladeren zijn. In planten vervult de zon de rol van het hart in de mens. De ’nectarklier’ in bloemen komt overeen met de melkklier in de vrouwenborst. Baarmoeder, vagina en vulva zijn tezamen net als de stamper in een bloem.
Schalks, zelf geen bioloog, vroeg oud-hortulana Carla Teune van de Hortus botanicus in Leiden om te controleren of La Mettrie zijn botanische kennis op orde had. Zij antwoordde dat de ’terminologie en de beschrijving die La Mettrie van planten geeft, klopt’. "Maar verder", concludeert Schalks, "is het pure onzin."
Toch vonden zijn ideeën omstreeks 1750 weerklank. Toenmalig wetenschappelijk onderzoek had ’aangetoond’ dat zoetwaterpoliepen zowel dierlijke als plantaardige eigenschappen hadden, en dat er dus een ’overgangszone’ bestond tussen dieren en planten. Het idee van La Mettrie dat een mens een plant was, of tenminste plantaardige eigenschappen had, vonden de intellectuelen van zijn tijd een prikkelende gedachte.

Spectrum

Volgens Schalks komt La Mettrie uiteindelijk uit bij een continuüm. "De natuur is een spectrum van zwart naar wit." Aan het ene uiterste staan de mineralen, die diep in de aarde ’groeien’. De mens staat aan het andere uiterste en daartussen staat een bonte schakering van planten en dieren in al hun tussenvormen. Hoewel La Mettrie overeenkomsten ziet in de manier van voortplanting tussen planten en mensen, zijn de verschillen uiteindelijk toch groter. Mannelijke palmen verspreiden stuifmeel, die ’op grote afstand’ vrouwelijke palmen bevruchten. "Normaal gesproken lopen onze vrouwen buitenshuis geen dergelijk risico als de wind opsteekt", noteert La Mettrie vrolijk.
Schalks vertaalde ’L’Homme-plante’ als vingeroefening voor een historische roman die hij nog moet schrijven en die ’op dit moment een beetje begint te stollen’. De hoofdpersoon is een conciërge in de Leidse Hortus botanicus. "Hij is geen geleerde, maar hij wil wel graag met de hoogleraren botanie en astronomie meepraten en hij houdt er daarom allerlei rare hersenspinsels op na. Zo gelooft hij in ’astrobotanie’, de gedachte dat kleurveranderingen op Mars het gevolg zijn van het aanbreken van de lente op die planeet. In die roman wil ik een La Mettrie-achtige figuur opvoeren. De vertaling van ’L'Homme-plante’ paste in mijn voorbereidingen."

 


 

SLEUTELSTAD FM / zaterdag 4 september 2019

• Vraaggesprek met Jos Nijhof en Joque Mulder voor de radiorubriek Cultuur071 over 'De mens een plant'.

 


 

BK-INFORMATIE | 24 september 2019

De mens een plant

• Vermelding van de verschijning van de publicatie in de rubriek ACTIVITEITEN BINNENLAND

 


 

LEIDS NIEUWSBLAD | donderdag 26 augustus 2021

"De boude stelling eindigt niet met een vraagteken"

Leidse schrijver vertaalt "De mens een plant"

• Boekbespreking door Hans Schuurman

LEIDEN – De titel van het boekje met deze boude stelling eindigt niet met een vraagteken. Een overtuigend bewijs echter levert de auteur, Julien Offray de la Mettrie (1709-1751) ook niet. “Zijn zoektocht verdient alle lof”, aldus schrijver Arnold Schalks. Hij haalde het onderwerp uit de vergetelheid, vertaalde het in 1748 verschenen boekje uit het Frans, voorzag het van commentaar en verduidelijkingen waardoor deze boeiende kwestie toegankelijk werd.

Julien Offray de la Mettrie werd in 1709 in Saint-Malo geboren, hij studeerde medicijnen en filosofie in Reims en Parijs. Uit onvrede over het niveau van de medische wetenschap in Frankrijk volgde hij van 1733 tot 1741 een postdoctorale studie bij Herman Boerhaave aan de universiteit Leiden. Terug in Frankrijk begon hij, geïnspireerd door zijn Leidse leermeester, aan de vertaling van diens medische teksten in de hoop daarmee de Franse geneeskunde te hervormen. Met anonieme of onder een pseudoniem geschreven teksten mengde hij zich in het wetenschappelijk discours. La Mettrie’s stellingname oogstte enige bijval in progressieve medische kringen, de gevestigde orde echter las zijn bespiegelingen met lede ogen. De kerk verketterde zijn ideeën, verbood zijn pamfletten en liet zijn in Leiden gedrukte geschriften verbranden.
Wat maakte La Mettrie’s boek zo omstreden? Volgens deze schrijver bevindt de kracht die de mens aandrijft zich niet in de ziel maar in het mechaniek van het lichaam. Hij trapte de gelovigen ongenadig op hún ziel, door van de mens een mens-machine te maken. Een sappige illustratie van deze mechanische theorie mag in deze boekbespreking niet ontbreken. Een collega van La Mettrie interviewde eens de echtgenoot van een vrouw, die net van een vijfling bevallen was en vroeg hem: ‘Waarom is het nou geen zesling geworden?’. “Aan het einde van ‘de daad’ gleed mijn voet uit”, antwoordde de jonge vader.

Instinct of verstand

La Mettrie zag veel overeenkomsten tussen plant, dier en mens. Niet zo gek trouwens, als je bedenkt dat toenmalig recent onderzoek had aangetoond dat de zoetwaterpoliep zowel plantaardige als dierlijke eigenschappen bezat. Dit plantaardig diertje of dierlijke plantje heeft handjes die haar voedsel naar de mond brengt en in haar maag verteert. En dierlijk instinct en menselijk verstand komen deels overeen, aldus La Mettrie. Alleen ontwikkelt het dier slechts dat deel van zijn intelligentie dat hij voor zijn voortbestaan nodig heeft.
Controversieel in zijn tijd had La Mettrie weinig vrienden, maar gelukkig wel één beschermheer: Frederik de Grote, koning van Pruisen, voor wie hij dokterde en die hem in staat stelde te publiceren.
Arnold Schalks voorzag elke bladzijde Franse tekst van een Nederlandse vertaling. Zijn uitwerking van voetnoten over La Mettrie’s tijdgenoten en wetenschappelijke bronnen, waaronder Boerhaave, Ruysch, Van Leeuwenhoek en Linnaeus, zijn op zich al wetenswaardig. Met de ontsluiting en de zeer leesbare toelichting op La Mettrie levert Schalks zelf een interessante kennisbijdrage.