Haagse Courant, 10 november 2003

Opera 'Marthe': de mijnen dicht, de emoties op hol

Door Aad van der Ven

Hoe de verhoudingen liggen binnen het gezinnetje van vader Sjeng en moeder Monnica wordt al snel duidelijk. De ex-mijnwerker Sjeng is werkloos, kort aangebonden en bespringt af en toe zijn dochter Marthe, die - het is de kat op het spek binden - rondloopt in een gevaarlijk leren pakje. En Monnica zit te breien, loopt rond met pannensponsjes en kampt waarschijnlijk met de overgang.

Moeder Monnica leeft in haar herinneringen. Zij denkt voortdurend aan de tijd waarin de mijnen nog open waren en haar echtgenoot haar niet de hele dag voor de voeten liep. 'Marthe, een steenkoolopera' van Willem Dragstra (muziek) en Ger Bertholet (libretto), laat zien hoe haar fantasie met haar op de loop gaat.

Nee, dit is geen nieuwe Herman Heijermans. Dit is geen sociaal drama, maar een theatraal psychogram van zowel moeder als dochter, de een vastgeklonken door haar geïdealiseerde herinneringen, de ander getraumatiseerd en losgeslagen. De teloorgang van de mijnen is dan ook niet veel meer dan een pittoreske achtergrond in de vorm van de mijnwerkershelm, die 'de grijze man', zoals vader Sjeng voortdurend wordt aangeduid, als een trofee met zich meedraagt.

De toon van het libretto maakt al duidelijk, dat we hier de dagelijkse realiteit zijn ontstegen. Zo roept de over haar toeren geraakte Marthe: 'Kom! Vrij met mij! Min mij! Mijn steenberg voor elke leipe dwaas vol holten als een gatenkaas, hóhóhó, die heerlijk stinkt en romig is.' Om het isolement waarin de personages verkeren te onderstrepen moet Henk Smit (Sjeng) met een Gronings accent praten (lukt hem aardig) en Marion van den Akker met een Limburgse tongval (kost iets meer moeite), terwijl Claudia Patacca (Marthe) 'gewoon' ABN spreekt en José (vriendin Beate) af en toe iets in het Duits roept.

De productie heeft een waarlijk luxueuze vocale bezetting gekregen, waarvan minder intensief gebruik wordt gemaakt dan men zou verwachten. In vocaal opzicht - maar ook anderszins - heeft Marion van den Akker het interessantste aandeel. En daar maakt zij ook werkelijk iets van. Vanwege haar rol en haar prestatie had de opera best 'Monnica' mogen heten. Waarmee overigens niets negatiefs is gezegd over Claudia Patacca als Marthe. Regisseur David Prins zorgde voor een levendige enscenering, waarin de grove kwast het wint van het fijne penseel en waarin het bizarre niet wordt geschuwd. Iedereen doet onzettend zijn best.

En dan de muziek van Willem Dragstra, een tegenwoordig in Barcelona docerende componist, die blijkens zijn biografie de Rus Edison Denisov als enige leraar beschouwt die het waard is genoemd te worden. Deze partituur lijkt te zijn geschreven door een leerling van een leerling van Schönberg. De nerveuze gestiek tracht emotionele woelingen uit te drukken. Met haar overladenheid en gewichtigheid blijft de muziek ver verwijderd van het ietwat groteske, vervreemdende van wat er op het toneel gebeurt. Dirigent René Gulikers en het Rotterdamse Doelenensemble hebben er hun handen vol aan en leveren goed werk af.

De première in Heerlen was een attractie op zichzelf. Die had plaats in het onlangs met veel architectonische zorgvuldigheid gerenoveerde Glaspaleis, een voormalig warenhuis midden in het winkelcentrum van deze Limburgse stad. Het gebouw doet zijn naam alle eer aan en aangezien de opvoering zich in de entreehal voltrok was er niet alleen betalend publiek. Enkele hangjongeren konden meegenieten. Het leren pakje van de voortdurend over het toneel rollende Marthe scoorde hoog.