UITGANGSPUNTEN VOOR DE VOORSTELLING

David Prins / woensdag 2 mei 2012

tekst
De tekst van Allen staat letterlijk midden in het (Joodse) New York van de vorige eeuw en is geschreven voor de inwoners toen en daar. Een aantal aspecten van de tekst gaat voor ons verloren omdat het – anders dan voor het premièrepubliek – voor een hedendaags Nederlands publiek geen of andere associaties oproept.

Wat voorbeelden:

De ‘Jiddische’ elementen in de Engelse tekst zijn voor ons publiek niet ‘verstaanbaar’.
De verwijzingen naar typisch Amerikaanse merken (Fresca, Bickford’s) roepen bij ons geen ‘beeld’ of ‘sfeer’ op.
Het gespeelde Gin Rummy is bij ons niet zo bekend, wij spelen poker of, zo je wilt, Rummikub.

muziek
De muziek van Jost interpreteert de tekst van Allen. Het feit dat de rolfiguren zingen, is – juist bij een tekst van Allen – al een enorme ingreep. Allen laat zijn karakters vaak ogenschijnlijk oeverloos babbelen, waarbij onder die nerveuzige tekstwaterval vaak een onderstroom van eenzaamheid en onvermogen voelbaar wordt. Doordat de muziek de tekst vertraagt, wordt hij ook veel uit-druk-ke-lijk-er gesproken en verliest daarmee die typische ‘Allen-brille’; maar ingrijpender is dat de fúnctie van al die woorden, het toedekken of bezweren van een existentiële paniek, wordt weggenomen. Het is van groot belang om de consequenties van Josts ingrepen / toevoegingen grondig te analyseren, omdat het richting geeft aan de rol van een te ontwikkelen beeldtaal.

thema
Het thema is doodsstrijd. De vorm waarin die wordt gepresenteerd is comedy. De mens bevecht de Dood, strijdend om een langer bestaan. Een allegorie. De Dood tegen een sterveling. Twee werelden, die van het hier en nu en die van de Dood, komen met elkaar in botsing op het moment dat de Dood de wereld van de levenden betreedt. De sterveling geeft zich niet zomaar gewonnen, maar probeert het heft in eigen hand te nemen, daagt de Dood uit, verleidt en misleidt hem.

de voorstelling
We proberen niet het door de muziek verloren gegane ‘Allen-timbre’ te restaureren, noch Allens New York uit de jaren 60 van de vorige eeuw te reconstrueren. Wij leven op een andere plaats en in een andere tijd. De Amerikaans-Joodse tongval is door Jost uit de tekst verwijderd. Wij zullen een Joods element niet via visuele toevoegingen ‘reconstrueren’, omdat het in Josts versie niet essentieel is. Wel zullen we de theatraliteit van de muzikale structuren in beeld vertalen. We zullen daarbij kenmerken van de comedy gebruiken, zowel in (speel-)stijl als in vormgeving. De voorstelling kan worden gezien als theatrale vertelling, een opvoering, waarbij zowel protagonisten als publiek doordrongen blijven van het feit dat het een gespeeld verhaal betreft.
De man en de Dood – zíjn dood – zijn complementair aan elkaar. De Dood als afspiegeling van de man. Misschien zelfs als projectie van de man. Als het de man lukt respijt te krijgen van zijn Dood, is hij (misschien voor het eerst?) in staat volledig te leven. Hij kiest zijn lievelingsmuziek (het klarinetconcert van Shaw) om dat te vieren. Na die muziek zal hij sterven – geen mens verslaat uiteindelijk de Dood.

 

Arnold Schalks, 2012, Death Knocks, muziektheater, NJO Muziekzomer, Woody Allen, Christian Jost, Artie Shaw, David Prins, Jan Gaasenbeek, Jookje Zweedijk, Fred Höppener (Petruk), Redmar de Haan, Milco Verbeek, Frank Zielhorst, Lilian Farahani, Lukás Zeman, Jasper Grijpink, Nieuw Haags Ensemble, Mara Oosterbaan, James Oesi, Marijke Zijlstra, Arthur Kerklaan, Quirijn van den Bijlaard, Thibault Engel, Alessandro Soccorsi, Hans Elstgeest, De Theaterloods Radio Kootwijk, Theater de Dialoog Ermelo, Veluvine Nunspeet, Theater Dakota Den Haag

Death Knocks in de Veluvine, Nunspeet.

de ruimte
De publiekstribune is speelvloer. In de lege stoelenzee zien we de man, een kledingfabrikant. Waar zijn de anderen? Zijn die al gehaald of nog niet geboren? Of hadden wij – het publiek – daar moeten zitten? Het publiek is op het podium geplaatst en kijkt tegen de bijna lege tribune op. De Dood betreedt de ruimte van de levenden, heeft moeite zich een weg te banen naar zijn 'prooi', die laatste man die daar nog zit. De lange rijen stoelen vormen voor de Dood een obstakel om zijn prooi rechtstreeks te kunnen benaderen.

de figuren
Beide figuren – man en Dood – zijn duidelijk toneelfiguren. De man als een oude clown, de Dood als zijn alter ego. De Dood zal de man uiteindelijk opnemen in zijn wereld, maar niet voordat de man zijn gewonnen tijd heeft gevierd met een dans, een dodendans misschien, maar wel een waarin de Dood naar zíjn pijpen danste. Het clownspak van de man kent oneindig lange panden, die elk zijn opgerold tot stofbalen die hij – een links en een rechts – onder de armen geklemd houdt. Aan het einde zal hij ze niet langer vast kunnen houden, zullen ze uit zijn armen vallen en zal de dood hem in die stofbalen liefdevol mummificeren.
De Dood – gezongen door een sopraan – zal als mansfiguur (‘Hosenrolle’) worden opgevoerd. Zoals de Doodsfiguur gezien kan worden als projectie van de man, kan ook de Klarinettist gezien worden als projectie van de man, de Dood als zijn gedroomde dood, de Klarinettist als zijn gedroomde leven. Zeer uitbundig en overdadig gecostumeerd.

de rekwisieten
De rekwisieten zullen duidelijk ‘toneelbenodigdheden’ zijn en kunnen in materiaal, kleur en ontwerp afwijken van de realistische voorwerpen waar zij voor staan. Het kaartspel zal bijvoorbeeld niet ‘realistisch’ worden gespeeld, maar uitdrukking geven aan – en symbool staan voor – de strijd op leven en dood. Zo bezien vormen de kaarten de wapens van die strijd.

het licht
Het licht zal van de publieksruimte (de tribune) een theatrale ruimte maken. Het verstrijken van de extra ‘dag’ die de man aan de Dood ontfutselt, zal tijdens het klarinetconcert worden verbeeld en met licht worden begeleid.

 

Arnold Schalks, 2012, Death Knocks, muziektheater, NJO Muziekzomer, Woody Allen, Christian Jost, Artie Shaw, David Prins, Jan Gaasenbeek, Jookje Zweedijk, Fred Höppener (Petruk), Redmar de Haan, Milco Verbeek, Frank Zielhorst, Lilian Farahani, Lukás Zeman, Jasper Grijpink, Nieuw Haags Ensemble, Mara Oosterbaan, James Oesi, Marijke Zijlstra, Arthur Kerklaan, Quirijn van den Bijlaard, Thibault Engel, Alessandro Soccorsi, Hans Elstgeest, De Theaterloods Radio Kootwijk, Theater de Dialoog Ermelo, Veluvine Nunspeet, Theater Dakota Den Haag