PUBLICITEIT

LEIDRAAD, 28 april 2020

Verschenen

Vermelding van Steeg in de rubriek 'Verschenen' op pagina 51 van Leidraad nr. 2 2020. Leidraad is een uitgave van de directie Strategische Communicatie & Marketing/Development van de Universiteit Leiden. Het magazine wordt kosteloos verspreid onder alumni en relaties van de universiteit met een oplage van 81.000 exemplaren

 


 

LITERAIR NEDERLAND, woensdag 4 maart 2020

De tijdloze Kloksteeg

• Recensie door Daan Lameijer

Wie een lofzang op een land zoekt, doet er goed aan A small place van Jamaica Kincaid over Antigua te lezen. Met La Superba bemint Ilja Leonard Pfeijffer de stad Genua. Dunner gezaaid in het proza zijn straten als aanjagers der nostalgie. Die leegte kan Steeg. Kroniek van een zere plek van Arnold Schalks opvullen. De auteur voert vijf mannelijke hoofdpersonen ten tonele die rond 1900 daar leefden waar zijn eigen wieg ooit stond: de Kloksteeg in Leiden. In opvallend korte, toegankelijk geschreven hoofdstukken treedt Schalks op als chroniqueur én liefhebber van zijn geboortegrond. In het naschrift ervaart hij deze dubbelrol als een spagaat: ‘De verhouding feit-staat-tot-duim bedraagt in procenten 21:79.’ De ondertitel is toepasselijk, want een hommage zonder pijn en vergankelijkheid is zo lichtzinnig als een ansichtkaart. Steeg is geen perfecte momentopname. Het wemelt van romantische weemoed, kraakt van het realisme en houdt de adem in voor de naderende Holocaust.    

Schalkse stijl 

De plot is ondergeschikt aan het vertelplezier van Arnold Schalks, wiens achternaam hem als gegoten zit. ‘Schalks’ laat zich omschrijven als ‘kwajongensachtig, schelms, ondeugend’ en dikwijls laat de schrijver zijn lezers gniffelen om kolderieke passages. De humor is  zwartgalliger dan bij Dik Trom en de personages zijn klunziger dan in Pietje Bell. Zo zet de moeder van Jopie Koutstael haar kaal geboren zuigeling op advies van de huisarts in de brandende zon, opdat Joops lokken zullen groeien. Het loopt anders: ‘Wat van een afstand leek op haargroei, bleken bij nader inzien opgekrulde schilfers die zich van Joops hoofdhuid hadden losgemaakt. Er had zich een onsmakelijke tonsuur van fijne vochtblaasjes op het krijtwitte kinderhoofd gevormd.’ Uiteraard ambieert de jongen een eigen kapperszaak. Toch is het niet alleen meligheid wat de klok slaat. Schalks’ treffende alliteraties en klinkerrijm zijn talrijk, zoals deze over de Joodse Micha, die liever advocaat dan bakker is: ‘…het vooruitzicht (…) boven de boeken maakte (…) de broeierige biotoop van boter, bloem en gist draaglijk.’ Over Micha’s schoolgang met broer Daniil klinkt het: ‘Op leren schoenen en in korte broeken mengden de broertjes zich onder de veelal in lompen gestoken en op klompen rondklossende kinderschaar.’ Naarmate de hoofdpersonen hun volwassenheid naderen, verruilt Schalks de luchtige toon voor een zwaardere, die hij verbindt aan de thematiek van stuurloosheid en volgzaamheid: ‘Uiterlijk volgzaam, innerlijk dolend.’
Bij vlagen lijkt de auteur de ontwikkeling en geloofwaardigheid van zijn figuren niet helemaal te vertrouwen. Neem Franz Joseph, de strenge agent die in zijn jeugd door vader Ben mentaal en fysiek wordt mishandeld. Na een noodlottig voorval brokkelt zijn harde buitenkant af en betrapt hij een huilende vrouw die vuile lakens op het Rapenburg uitspreidt. Tegen zijn principes in bekeurt hij haar niet, maar laat haar begaan. Dit beeld is krachtig, ware het niet dat de schrijver de scène ten overvloede afsluit: ‘De haarscheurtjes in zijn vernislaag hadden zich tot barsten verbreed.’ Over Floris Battaerd, een brallerige, met het fascisme flirtende student, merkt de verteller smalend op dat hij een zachte g heeft; de knul is namelijk Limburger. Hier staat dan wel weer doeltreffende beeldspraak tegenover, bijvoorbeeld wanneer hij lezen de landwinning voor de geest noemt en het achterstallige onderhoud aan de Kloksteeg aldus typeert: ‘…de rijbaan van kinderkopjes rammelde fietsers het glazuur van de kiezen.’ 

Romantiek en realisme

Steeg bulkt van de couleur locale uit de laat-negentiende eeuw en het interbellum. Behalve de voor de hand liggende betekenis drukt de titel de verleden tijd van ‘stijgen’ uit. En stijgen, in dit geval op de maatschappelijke ladder, lukt het vijftal niet: advocaat Micha Kan bakt er als bakker weinig van; Joop Koutstael, barbier nota bene, kan zijn eigen vrouw geen haargroeimiddel toedienen; Franz Joseph Kasseler wordt door het politiekorps uitgekotst, omdat hij een protocolfetisjist is; Onno Brooshooft verwaarloost zijn studie geneeskunde, waarna de drank zijn schuld verdooft; radencommunist Roel van der Beijl wordt opgepakt wegens een valse beschuldiging vanuit fascistische hoek.
Opvallend in het door Schalks gekozen perspectief is dat we met Onno en Franz Joseph kennismaken in de hoofdstukken die hun vaders naam dragen. Roel komt in de problemen in het hoofdstuk dat Floris heet. Met andere woorden: zij hebben niet de regie over hun leven. Onno poogt te voldoen aan de verwachtingen van zijn ouders om arts te worden, in vader Jaaps voetsporen. Ben Kasseler kneedt zijn zoon Franz Joseph tot een vechtersbaas. Roel wordt ten onrechte een brand in het stadhuis in de schoenen geschoven. Ze ondergaan hun lot op karakteristieke wijze. De eerste als een romantische, Byroniaanse held in beschonken toestand, de tweede als een verwarde zwakzinnige, doelloos ronddwalend en de derde als onschuldige wereldverbeteraar die door zijn analfabetisme volstrekt kansloos is. Een titaantje, een dichtertje en een uitvreter die het onderspit delven.
Hoewel het escapisme van de Romantiek tot uiting komt in het drankgebruik van Jaap en zoon Onno, vertolkt Jaaps nieuwe passie de Weltschmerz van Steeg pas echt. Als ornitholoog vereenzelvigt hij zich met vogels en zo wil hij reïncarneren. ‘Hij kon zich niet voorstellen dat hij, als schepsel dat zich door het allerzuiverste element mocht voortbewegen, ooit nog behoefte zou hebben aan een potsierlijke dribbel op onreine bagger.’

Heet van de naald

Los van het 19e-eeuwse sentiment bevat Steeg genoeg actualiteitswaarde. Haast achteloos, maar niet redeloos, appelleert Schalks aan de ontwrichtende kracht van zelfgenoegzaamheid en dikdoenerij in de politiek, die een heropleving kennen, zo zij überhaupt al weggeweest zijn. Via Floris Battaerd, die zich bedient van bedenkelijke pseudowetenschappelijke theorieën, kraakt de auteur het gedweep met het fascisme, hetgeen de goede verstaander ergens aan doet denken: ‘Hij vond De Rochemonts, op Mussolini’s fascisme geïnspireerde antidemocratische gedachtegoed verfrissend. (…) Als het aan zijn Verbond van Actualisten lag, ging er een bezem door de parlementaire poppenkast van rode en roze beroepsdemocraten, zeteljagers, moraalacrobaten, begrotingsgoochelaars, schetterprofeten en statistiekwichelaars teneinde de weg vrij te maken voor een nationale eenheidsbeweging met een krachtig leider die het landsbelang onvoorwaardelijk vooropstelde.’
Het slotwoord is aan Micha. Hij komt thuis op de sabbat, zojuist aangewezen als advocaat van de communist Roel. De bakkerszaak is dicht en de kolenkachel loeit op volle toeren. Hij snelt naar de huiskamer, waar Anton Mussert vanuit de radio zijn ideologie de ether in tettert. Ten slotte ontvouwt zich een bedwelmende vooruitwijzing naar de Holocaust: ‘…het achteloze gemak waarmee lelijkheid schoonheid aflost, nooit andersom.’ 

 


 

HISTORISCHE VERENIGING OUD LEIDEN (HVOL)

Portretten uit de Kloksteeg

• Boekbespreking in het kwartaalblad nummer 8.1 van de gelijknamige vereniging

 


 

BOEKHANDEL DE KLER | zaterdag 8 - zaterdag 29 februari 2020

Boekhandel De Kler gunde mij het privilege om de etalage in te richten met Steeg-propaganda.
De presentatie omvat vier dubbelzijdige jokborden, een flinke hangmuur met stegen en bijzettafeltjes voor bronboeken. Steeg is drie weken lang prominent aanwezig én te koop aan de Breestraat 161 te Leiden.

Boekhandel De Kler, Dirk Logemann, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

foto's © Dirk Logemann

Boekhandel De Kler, Dirk Logemann, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

 
hieronder: de vier achtereenvolgende jokborden (70 x 70 cm)

Boekhandel De Kler, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

 

Boekhandel De Kler, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

Boekhandel De Kler, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

Boekhandel De Kler, Arnold Schalks, Steeg, 'kroniek van een zere plek', steeg in de media, historische fictie, Kloksteeg, literair fonds, Primaverapers, Leiden

 


 

LANGS LEIDSE STRATEN | donderdag 28 november 2019

Steeg - Arnold Schalks

• Recensie door Sjoep de Jong

De ondertitel van de roman “Steeg” is “Kroniek van een zere plek”. De chroniqeur is Arnold Schalks en die zere plek is Leiden, de Kloksteeg om precies te zijn. Schalks laat een aantal bonte, soms haast groteske personages opdraven die zich proberen staande te houden in dat verwarrende tijdsscharnier tussen de twee wereldoorlogen, ook wel het Interbellum genoemd. Alsof de stroomversnelling waarin de nationale en internationale politiek verzeild raken niet genoeg is, worstelen de personages ook met hun eigen verwarrende levens.

Micha Kan, bijvoorbeeld, de bakkerszoon van Kloksteeg 3, die helemaal geen bakker wil worden, maar advocaat. Joop Koutstael, we vinden hem met zijn kapperszaak in Kloksteeg 10, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan en die geobsedeerd is door het haaruitval van zijn vrouw, die alles voor hem is. En op Kloksteeg nummer 12 vinden we student Onno Brooshooft, die in een vernietigende identiteitscrisis terecht komt.

Blader je helemaal naar het eind van het boek, dan kom je iets tegen wat je niet zo vaak ziet in een roman: een bronnenlijst. Alsof het een wetenschappelijke studie is. Schalks beschrijft ook aan het eind van het boek een paar personen uit de werkelijkheid van wie de contouren in de fictieve wereld van “Steeg” zijn terug te vinden. Je zou bijvoorbeeld Marinus van der Lubbe kunnen herkennen, maar dan toch anders. Of de student/dichter J.M.W. (Pim) Scheltema - we hebben het hier in de groep al eens over hem gehad - maar in “Steeg” is het toch net even anders. Zo ook met de fameuze kapper Cees van Valderen, wiens kapperszaak door het onhandig aansteken van een pijp afbrandde. En de bekende bakkerij van de Joodse familie Weijl, onder andere bekend van de Leidsche Bolussen, van wie alleen de oudste zoon de oorlog overleefde. Steeds een suggestie van realiteit, maar die het uiteindelijk in de roman natuurlijk niet is.

Want tussen die ijkpunten uit de werkelijkheid creeert de schrijver een fantastische fictieve wereld en verrassende personages, met elk hun eigen verhaallijn, die verstrengeld raken in en rondom de Kloksteeg. In de wereld van “Steeg” proberen de personages temidden van de persoonlijke en maatschappelijke chaos zich staande te houden met theorieën en verhalen, soms mooi, maar altijd absurd. Deze overlevingsstrategieen zijn dan ook kansloos, de steeg-bewoners raken onvermijdelijk in een dalende spiraalbeweging die eindigt in chaos, verlies en soms zelfs dood.

Schalks is een schrijver van het grote gebaar. Niet het schrijven met een kroontjespen. Maar meer het schrijven met hamer en beitel, zo lijkt het wel, de wereld van “Steeg” is uit steen gehouwen, met harde klappen wordt de beitel in het steen gedreven. Soms moet de lezer wegduiken om de wegspringende steensplinters te ontwijken, dan vliegt Schalks met zijn bonkige, bombastische taalgebruik even uit de bocht, maar veel vaker zijn de klappen met de hamer raak en beeldhouwt hij een fraaie wereld, die je als lezer omarmt.

Het boek is absoluut een aanrader!

 


 

LEIDSCH DAGBLAD | zaterdag 2 november 2019

Kloksteeg recht voor zijn raap

Vervaagd Leids verleden herleeft in eerste roman van Arnold Schalks

• Boekbespreking door Wilfred Simons

Leiden • "Daar, daar", wijst Arnold Schalks, terwijl hij naar twee ramen op het Pieterskerkplein 2 wijst. "Daar ben ik geboren, in 1956." Met onze neus op één van die ramen kijken we naar binnen. We zien één ruimte, die niet al te groot lijkt. In Schalks' jeugd deelden schuifdeuren met glas-in-lood die nog op in en voor- en een achterkamer. "Als we ze openschoven, rinkelde dat glas zo lekker in de spanningen. Zie je daar die deur? Daarachter was een zijkamertje, daar sliep ik met mijn broer en zussen."

De eerste zeven jaar van zijn leven woonde Schalks op de hoek van het Pieterskerkplein en de Kloksteeg. Toen stortte het middeleeuwse gewelf van de Donkeregracht in, waar het huis overheen was gebouwd, en stroomde de beerput van de buren het huis van de familie Schalks in. Het huis werd onbewoonbaar verklaard, en de familie verhuisde naar het Utrechtseveer.
Schalks zegt 'hele positieve herinneringen' te hebben aan die eerste zeven levensjaren. Ze legden de basis voor zijn eerste roman, 'Steeg' geheten. Het is een portret van vijf hoofdpersonen, die zijn gebaseerd op mensen die tussen ongeveer 1880 en 1960 echt in de Kloksteeg hebben geleefd. Schalks wilde ze, zo zegt hij, 'recht doen door ze de aandacht te geven die ze verdienen'.
'Steeg' is geen psychologische roman in de zin dat Schalks naar motieven of drijfveren zoekt. De lezer leert de hoofdpersonen kennen zoals ze zijn. Ze doemen op in de nauwgezette beschrijving van hun dagelijkse doen en laten. Wel, zegt Schalks, hebben ze allemaal op de een of andere manier iets treurigs. De hardheid van de armoede zit erin, en de tragiek van mensen die elkaar beschadigen omdat ze zelf beschadigd zijn. "Ze moesten zich zien te redden", zegt Schalks. "Ze moesten de eindjes aan elkaar zien te knopen."

Verrotterdamst

Schalks verruilde in 1979 Leiden voor Rotterdam, waar hij tot kunstenaar werd opgeleid aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam (Nu Willem de Kooning Academie). Tijdens zijn studie ging hij in Rotterdam wonen. Daar is hij gebleven, en geeft hij toe, ook qua mentaliteit is hij verrotterdamst.
"Direct, recht voor zijn raap, geen woorden maar daden". Het heeft invloed gehad op zijn vertelstijl, denkt hij. Ook 'Steeg' moest in zijn taal direct zijn, recht voor zijn raap, zonder omhaal.
Daar komt een voorliefde bij voor schrijvers met een stroeve, bonkige, knoestige stijl, die niettemin beeldend is, zoals van Ferdinand Bordewijk, Willem Elsschot en William Faulkner. In hun stijl wilde hij werken. Schalks weet dat hij zijn lezers moet laten werken, dat ze de pagina's op het boek moeten veroveren. Het verhaal stribbelt tegen. Daar komt bij: "Het verhaal is onheilszwanger, het loopt slecht af. Ja, ik doe de lezers wel wat aan. Maar wie het uitleest, viert een overwinning en beleeft een feest van de taal."
Met ‘Steeg’ heeft Schalks zijn eerste roman afgeleverd, maar met taal is hij al heel lang bezig. Eén van zijn projecten was een ‘vertaalpontje’ over de rivier de Weser bij Bremen. “Het woord ‘vertalen’ is in het Duits ‘übersetzen’, maar dat betekent ook ‘overzetten’. Wie over de Weser gezet wilde worden, moest een woord opgeven, dat ik dan tijdens de tocht vertaalde. Ik had er speciaal een kantoortje met woordenboeken voor op de pont. Soms kwam er weleens iemand, die een retourtje wilde. Dan gaven ze me het eerder vertaalde woord, en dan ging ik dat terugvertalen. Daar kwam dan steeds weer een heel ander woord uit.”
De hoofdpersonen in ‘Steeg’ zijn de kale kapper Joop Koutstael, de Joodse bakkerszoon Micha Kan, die ondanks de tegenwerking van zijn moeder jurist wordt, activist Roel van der Beijl, in wie eenvoudig Marinus van der Lubbe te herkennen is en politieagent Franz Joseph Kasseler. De vijfde hoofdpersoon, medicijnstudent Onno Brooshooft, is gebaseerd op student Pim Scheltema, die echt heeft geleefd. Scheltema werd op 6 oktober 1947 per ongeluk gedood door een afgedwaald waarschuwingsschot van een politieagent. Deze zaak, die destijds in Leiden veel belangstelling kreeg, werd voor Schalks het uitgangspunt van zijn verhaal. “Ik begon met het uitpluizen van de database Historische Kranten van Erfgoed Leiden en omstreken, en van daaruit ben ik verder gegaan. Ik heb heel wat uren studie in dit boek zitten.”

 


 

LEIDS NIEUWSBLAD | donderdag 31 oktober 2019

Kroniek van een zere plek

De geschiedenis van vijf Kloksteegbewoners

• Boekbespreking door Hans Schuurman

LEIDEN – "STEEG kroniek van een zere plek" verhaalt over de geschiedenis van de bewoners van de Kloksteeg in de periode tussen de twee Wereldoorlogen. Arnold Schalks (1956) woonde vlakbij in zijn jeugd: (bijna) op het hoekje van het Pieterskerkplein en de Kloksteeg. Hij speelde op het plein met z’n broertje en zusje, kende de winkeliers en hun gezinnen. Hier deed hij zijn jongste indrukken en levenservaring op, die hem voor zijn leven ‘streetwise’ maakte en vormden.

Schalks assembleerde vijf mannelijke personages en bracht in hen een veelvoud van ervaringen van Leidenaren uit die tijd samen. Zij werden zijn samengestelde boekfiguren. De auteur deed drie jaar onderzoek naar de honderden Kloksteeg bewonersbewoners in de jaren 1880 tot 1960. Hij speurde in de archieven van ons onvolprezen instituut Erfgoed Leiden. Het kostte hem nog eens twee jaar het boek te schrijven. Het zijn korte hoofdstukjes van enkele bladzijden over de hoofdfiguren. Zij worden steeds in stukje van hun levensloop gevolgd.
Micha Kan, de hoogbegaafde joodse bakkerszoon, die weigert bakker te worden en zijn familieverplichtingen verwaarloost om zijn ambitie als jurist waar te maken.  Joop Koutstael, de kale kapper, die meent de haaruitval van zijn vrouw te kunnen stoppen met een extract van de door hem afgeknipte lokken, wordt verteerd door schuldgevoel over haar vroegtijdige dood. Franz Joseph Kasseler, de door zijn vader gedrilde politieagent, ontdekt zijn onderdrukte gevoelsleven en dreigt daarmee zijn zelfrespect te verliezen. Onno Brooshooft, de medicijnen studerende artsenzoon, die besluit liever patiënt te zijn dan geneesheer te worden. En ten slotte Roel van der Beijl, de halfblinde wereld wereldverbeteraar en hemelbestormer, die ongewild in een lokaal drama terecht komt. Aanvankelijk raakten hun levens elkaar nauwelijks, maar in de jaren tussen de twee Wereldoorlogen belandt ieder van hen in een crisis en kruisen zij onontkoombaar elkaars pad.
Schalks overstijgt in 'STEEG' een simpele lokale geschiedschrijving. In het levensverhaal van vijf gewone Leidenaren weeft hij een verband tussen plaatselijke en (inter-)nationale gebeurtenissen. Verrassend en vindingrijk. Met humor geschreven met nieuwe woorden waarvan de betekenis meteen duidelijk is en misschien wel een plaatsje in de Van Dale verdienen. Geen vermakelijk boek, een ernstig verhaal dat tot nadenken nodigt hoe het onze stadgenoten in de Kloksteeg verging.

 


 

SLEUTELSTAD FM / zaterdag 26 oktober 2019

• Vraaggesprek met Jos Nijhof voor de radiorubriek Cultuur071 over Steeg

 


 

HART VAN DE STAD KRANT | nr. 156 | september 2019

Steeg, Kroniek van een zere plek

• Interview met Marjolijn Pouw

Half september komt bij Primavera Pers het boek Steeg, Kroniek van een zere plek uit. Steeg vertelt het verhaal van vijf mannen uit de Kloksteeg rond 1900. De schrijver is Arnold Schalks, een geboren en getogen Leidenaar, die als kind jarenlang op het Pieterskerkhof woonde. In 1981 verhuisde hij naar Rotterdam, waar hij aan de Academie van Beeldende Kunsten de opleiding voor kunstenaar volgde. Hij is in Rotterdam blijven wonen en heeft er zijn bestaan opgebouwd als cultureel ondernemer.

In de schaduw van de Pieterskerk

‘Ik ben geboren op het Pieterskerkhof. We hebben daar jarenlang op nummer 2 gewoond. We keken uit op het restaurant Auberge Française in de Kloksteeg. Het was van Madame, zoals de eigenaresse door iedereen werd genoemd, een oude mevrouw met een knotje. Ze heette eigenlijk Anne Maria Hoffmann, en ze was geen Française maar een Luxemburgse. Niemand wist hoe ze in de Kloksteeg was beland. Het was een lieve vrouw met een hele rits zwerfkatten, maar wij kinderen waren een beetje bang van haar. Toen mijn moeder en zij vriendschap sloten, kregen we soms de restjes van het restaurant. Die gingen we dan bij haar ophalen en zo raakten we aan haar gewend. Je kwam binnen in wat toen een lange gang leek, toch was het maar een gangetje zoals ik later zag toen ik er nog eens aanbelde. Het stonk er naar kattenpis en camembert. Maar ja, wat wil je: zeven katten en een Frans restaurant?
Ik kom vaak in Leiden. Mijn vader woont er nog steeds, hij is intussen 96. Mijn moeder is overleden. Ik wilde al jaren een familiekroniek schrijven, maar dat plan leed schipbreuk toen, mét mijn moeder, mijn belangrijkste informatiebron stierf. Ik nam me voor om in ieder geval een boek aan mijn geboortegrond te wijden voor mijn vader zou overlijden en nu is het er dan toch echt van gekomen.’

De Kloksteeg

‘We hadden het thuis niet breed, zoals je kan bedenken. Ons huis was, als zoveel huizen uit die tijd in de binnenstad, slecht onderhouden. Eigenlijk was het helemaal verkrot. We woonden voor en sliepen achter, waar je op een binnenplaatsje uitkeek. Het begon een keer vreselijk te stinken in huis en mijn vader plakte de schuifdeur naar de achterkamer af om de stank tegen te houden, maar dat hielp niks. Op een dag zagen we vanuit onze slaapkamer mijn moeder met de mattenklopper op een beest inhakken. We dachten dat het een muis was, maar het bleek een rat. Er moest wat gebeuren, maar de huisbazin gaf geen sjoege. Bouw- en Woningtoezicht werd erbij gehaald en brak de vloer open. Daar bleek de overwulfde Donkeregracht onderdoor te lopen. Door een gat in het metselwerk keek je zó op de beerput van de buren. Het huis werd onbewoonbaar verklaard en toen hebben we een tijd met veel plezier op een boot gewoond, tot mijn ouders een nieuw huis vonden. Dat duurde lang, want er heerste in die tijd woningnood.
Leiden is in de loop van de jaren erg opgeknapt. Er zijn hele wijken bij gebouwd met veel groen. Huizen in de binnenstad zijn gerestaureerd, en ook van binnen vaak erg mooi opgeknapt. Daar is het nu goed wonen maar ik heb het erg naar mijn zin in Rotterdam.’

Vorming

‘Zo’n jeugd in de schaduw van zo’n grote, oude, Gotische kerk is voor kinderen heel vormend. Het besef van vergankelijkheid wordt diep ingeprent. Als je jong bent denk je dat je onsterfelijk bent, maar zo’n kerk maakt je nederig. Ik dacht al vroeg: ik wil iets maken dat beklijft. Dat kan het best in een boek, in zinnen waarin je je gedachten als het ware kunt laten stollen. Toch werd ik eerst beeldend kunstenaar. In mijn beeldend werk lukte dat stollen maar ten dele. Het beeld is grilliger, je hebt minder controle op de overdracht van je gedachten. Daarnaast heb ik moeite met de dominante beeldcultuur. De vluchtige kijker wil behaagd worden, de toeschouwer eist gemak. Ik wilde iets minder vrijblijvends. De verhouding schrijver-lezer is intensiever. Je kunt niet half lezen. Dus op mijn 63e dan nog maar aan het schrijven geslagen! Voor zover ik weet heeft niemand eerder een boek over de Kloksteeg geschreven. Ik hoop dat Steeg dat tijdgat zinvol opvult.’

‘Behalve de geschiedenis van de vijf hoofdpersonages is Steeg indirect bedoeld als eerbetoon aan de joodse bakkersfamilie Weijl. Het gezin woonde in de Kloksteeg tot het in 1943 door de Duitsers werden weggevoerd en vermoord. Er is maar een lid van de familie ontkomen. Ik heb een aanvraag gedaan voor het leggen van vijf ‘Stolpersteine’ voor de deur van de voormalige bakkerswinkel op nummer 3. De plechtigheid laat nog even op zich wachten want de Duitse kunstenaar die ze persoonlijk komt aanbrengen is bezet tot medio 2020.’